Hé, ik ben Paarden777. Ik ben tegen het rustoord voor geenhoorns en jonge paarden!!

                                                                                              Semmie                               

Hallo, ik ben Semmie en ik ben een kruising tussen een Shetlander en een Arabier. Je kan mij misschien wel zien staan bij 'Goude Oude'. Ik heb het leuk hier. Ik word goed verzorgt en ik vind mijn naam erg leuk. Ik heb geen zielig verhaal over het rustoord. Want ondanks dat ik er niet graag in zou willen zitten zijn er misschien paarden die dat wel willen. Ik heb heel lang niet ‘Semmie’ geheten. Toen mijn baasje me vond heette ik heel anders. Ik heette: Rot beest! Ik werd erg treurig van die naam. Het was alsof mijn baasje me haatte. Toen ik te koop werd gezet kwam ik een ander paard tegen. Zijn naam was: koop anders dood. Ook hij was niet erg blij met zijn naam. Ik heb hem na dat ik gekocht ben helaas nooit meer gezien. Ik heb nu een leuke naam en een leuk baasje. Maar wat ik niet snap zijn die namen! Als je ons niet wilt, oké, zet ons maar te koop. Of zet ons zelfs in het rustoord als je dat perse wilt. Maar waarom moeten we dan al die tijd dat we in het rustoord zitten, leven met een naam als ‘Rot beest!’ of ‘koop anders dood’. Waarom?

                     

   Het verhaal van Clyde

Er is ergens een plek waar mensen eenhoorns en pegasusen hebben getemd. Waar ze ze trainen en fokken net als gewone paarden. Maar dat gaat niet altijd goed. Er zijn mensen die het goed doen, maar ook mensen die er niet over nadenken hoe het is om afgedankt te worden. Ik ben Clyde. Ik ben een tinker. Ik heb een lastig leven gehad, dat is nu gelukkig voorbij. Maar er zijn nog steeds dieren waarbij dit gebeurd.

 

Mijn eigenaar was een eenhoornfokker en wilde graag een nieuwe veulen. Dus hij deed twee eenhoorns bij elkaar.

Je zou denken dat er dan ook een eenhoornveulen uitkomt. Maar het fokken van eenhoorns is niet zo simpel.  Soms worden er hoorloze eenhoorns geboren. Je zou misschien denken dat dat nog zeldzamer is. Een hoornloze eenhoorn! Maar eenhoornfokkers vinden ze niets waard. Ze hebben er zelfs een scheldnaam voor. Geenhoorns. Helaas was ik ook zo'n veulen. 

 

Toen ik werd geboren zag ik de wereld voor de eerste keer. Ik zag veel dingen die ik nog nooit had gezien: Stro, hooi, een voerbak en natuurlijk mijn moeder. Ik stond op en ging bij mijn moeder drinken. De melk was warm en smaakte zoet. Na een tijdje kwam er een vrouw kijken. Ze keek me afkeurend aan en liep weg. Ik snapte niet wat er mis was. Er was een veulen geboren, was dat niet leuk dan?

 

Een jaar later was ik een jaarling. Ik werd in de wei gezet met meerderen jaarlingen. Ze hadden allemaal een puntig ding op hun hoofd net als mijn moeder. Ik snapte de functie van dat ding niet. Waar diende het voor? Alle jaarlingen hadden het. Behalve ik. Gelukkig keken de eenhoorns daar niet naar. Ik kreeg al snel veel vrienden waar ik veel mee deed. Galopperen, stoeien en tikkertje. Zo ging nog 2 jaar voorbij. Ik was alweer een stuk groter geworden en was al bijna oud genoeg om aan wedstrijden mee te doen. Ik zag het nut er niet echt van in om met een stuk ijzer in mijn mond, een berg leer op mijn rug en persoon van best wat kilo's heen en weer te rennen, maar ik wilde mijn baas graag trots maken dus verheugde ik me erop. Maar toen ik oud genoeg was deed mijn baas niets met me. Hij trainde me niet en liet me niet meedoen aan wedstrijden. Ik vond het jammer dat ik niet mee mocht doen en mijn baas niet trots kon maken. Ik zat nu alleen nog maar achter het hek van de wei te kijken naar de mensen en eenhoorns die langs liepen.

 

Na een tijdje zag ik mijn moeder lopen met een veulen. Mijn moeder keek me aan en zei:'Dit is je kleine zusje, Karma'. Ik had een klein zusje! Ik begon hard rond te rennen en maakte een paar rare sprongen van vreugde. Ik had een klein zusje! Ik wilde haar leren kennen maar al snel liep de stalknecht door en was mijn kleine zusje ver weg. Ik liet mijn hoofd hangen.

 

Een paar dagen later werd ik ineens uit de wei gehaalt en in een bak gestopt. Ik rende door het zand heen en hinnikte hard. Dit was fijn. Mijn baas liep naar me toe, samen met iemand die ik niet kende. Het was een zwaar gebouwde man die stonk naar sigaretten. Ik snapte niet waarom die vent er was. 'Ja hoor' zei hij. 'Dat beesie kan nog wel' en sloeg me op mijn hals met een vlakke hand. 'Maar mag ik hem eerst nog even uitproberen'. Er werd een zadel op mijn rug gelegd en een bit in mijn mond gestopt. Voordat hij op mijn rug lande sloeg hij eerst nog een keer met zijn vlakke hand op mijn hals. Ik pikte dat niet. Ik begon te steigeren en te bokken. Ik wilde die vent van mijn rug af! Na nog een harde bok landde hij in het zand. 'Het is een pittig dier. Ik neem hem'. Niet veel later werd ik voor het eerst in een trailer geladen. Maar ik wilde die enge donkere plek niet in. Ik voelde het halster tegen me aan drukken en zag hoe de weides wazig werden voor mijn ogen. Ik hoorde de mensen naast me schreeuwen en gillen dat ik de trailer in moest. Ik wilde niet. Ik wilde niet in dat donkere ding en ik wilde ook niet weg. Ik wilde mijn zusje zien opgroeien  en mijn moeder laten zien hoeveel ik van haar hield. Of in ieder geval mijn moeder nog even gedag zeggen en mijn zusje het beste wensen. Ik voelde iets pijnlijk in mijn zij prikken en schoot naar voren. Ik zag niets meer. Ik hoorde alleen nog iets achter me hard dicht slaan en ik hoorde mijn hoeven op de vloer. Ik begon te hinniken. Ik wilde hier weg, ik was bang.  Ik hoorde een motor startte en ineens begon de vloer onder me weg te glijden. Ik werd alle kanten op gegooid en gleed uit. BOOM!! Ik klapte met mijn hoofd op de vloer en stopte met hinniken.  Ik zag niets meer en hoorde niets meer. Ik voelde alleen een koude rilling door mijn lichaam gaan.

 

Toen ik wakker werd lag ik in een stal.  Ik had erge hoofdpijn en geen energie om op te staan. Ik keek naar boven en zag daar die rare man weer staan. 'Ah, je bent wakker' zei hij. Hij duwde de deur open. De deur klapte tegen de muur aan en er ging een flits door mijn hoofd. Ik wilde gewoon blijven liggen maar die man bleef me maar prikken met een rare stok. Ik stond op. Hij pakte me bij mijn halster en leidde me naar een weide. Daar stond alleen maar een klein ezeltje. Het was geen grote weide maar het ezeltje wilde het wel delen. Toen ik met het ezeltje begon te praten werd me veel duidelijk. Die vent was een ongetrainde boer. Hij was best aardig maar hij wist niet veel van dieren. Ik vond het best gezellig met het ezeltje, dat Marco bleek te heten. Hij was weggehaald bij zijn moeder omdat zijn eigenaar hem niet meer kon betalen. Hij zei dat zijn leven hier niet slecht was. Ik was het met hem eens.  De wei was mooi groen. Ik kon hier best aan wennen.

 

Een jaar later was ik niet groter maar wel sterker geworden. Ik was nu al 4 jaar oud.  Marco was ook gegroeid. Marco en ik werden gebruikt voor ploegwerk en plezier ritjes voor kinderen. Ons leven was simpel maar wel fijn. We kregen genoeg te eten en voldoende rust. Toch wenste ik elke nacht dat ik de volgende ochtend weer bij mijn moeder in de stal lag. Maar dat gebeurde nooit. Na een tijdje liet ik de hoop varen. Ik accepteerde dat dit nu mijn leven was en ik er het beste van moest maken. Ik was ook geen veulen meer en mijn moeder kon niet eeuwig voor mij zorgen.

 

Ik bleef daar nog twee jaar. Toen ik 6 was werd ik verkocht. Ik hinnikte naar Marco als laatste groet. De boer leidde me in de trailer en deed de klep dicht. Ik kende deze 'trailer' nu wel en wist dat ik zoveel mogelijk mee moest bewegen als ik niet wilde vallen. Ik kwam op een grote fokkerij terecht. Daar werd ik niet gebruikt als fokhengst maar als wedstrijd paard. Na 6 jaar lang ploegen, kinderpony zijn en niets doen werd ik eindelijk getraind. Ik werd een renpaard. Ik won veel races en maakte mijn eigenaar trots. Ik hoopte dat ik mijn moeder ooit over de wedstrijden kon vertellen. Wat zou ze trots zijn.

 

Het bleef alleen niet lang leuk. De fokkerij werd te duur en ze moesten veel paarden verkopen. Ik werd gekocht door iemand die paarden eigenlijk alleen had voor het hebben. Ze deed er niet veel mee. Ik werd in een wei gezet samen met veel andere hengsten en ruinen. Ik had het er niet echt naar mijn zin want ik wilde rennen, springen en spelen. De hengsten en ruinen hier waren daar veel te oud voor. Al snel ging ik daar ook weg want ze vond het druk worden.

 

Ik werd verkocht aan een kleine fokkerij. De eigenaar wilde een rustig paard dus liet hij me castreren. Ik kon nu mijn gedachte wel beter bij het rijden houden maar toch vond ik het lastig te accepteren dat ik nooit een leuk lief veulentje van mij zou zien huppelen door de wei. Ik werd steeds beter en deed mee aan wedstrijden voor gevorderden. Ik kreeg na elke wedstrijd een grote berg wortelen. Ik was het beste paard van de hele fokkerij totdat ze een eenhoorn kocht. Het was een eenhoorn-arabier. Ik werd te koop gezet. Ik stond maanden te koop maar niemand kocht me. Mijn eigenaar was nu helemaal gek van eenhoorns en deed niets meer met me. Toen ik na een half jaar nog niet gekocht was bracht ze me naar een rustoord. Het klinkt misschien fijn maar dat is het niet. Veel mensen gooien hier hun paard neer zodat ze er geld voor krijgen  omdat ze dan zogenaamd 'goed zijn voor hun paard'. Maar dat geld is geen beloning meer voor goed zijn voor je paard. Het rustoord is eigenlijk alleen voor oude paarden. Ik zag daar wel honderden veulens die niets te doen hadden. Die dieren horen getraind en vertroeteld te worden. Niet neergezet bij een paar oude paarden. Na met een paar veulens gepraat te hebben merkte ik dat de meeste veulens hier hoornloze eenhoorns waren. Ik zat me daar te vervelen meer dan 5 jaar lang. Ik was een 18 jaar oud paard geworden. Ik voelde me oud en saai.Ik zat hier vast en kon nooit meer terug naar huis. Jaren gingen voorbij.  Toen ik 24 was kwam er een nieuwe merrie het rustoord in gelopen. Ze kwam me bekent voor. Ik liep naar haar toe en vroeg hoe ze heette. 'Karma' zei ze. Ik kon het niet geloven. Ik had mijn zusje gevonden. We begonnen direct te praten. Over hoe haar leven was geweest en dat van mij. 'Waar is mam' vroeg ik haar. 'Mam' zei ze. 'Mama is al dood'. Ik keek haar met betraande ogen aan. Ik had haar maar een paar jaar gekent en had niet eens gedag kunnen zeggen. Mijn zus troosten me en vertelde hoe mijn moeder haar leven had geleefd. 'Ze is gestorven van ouderdom' zei mijn zusje. 'Dat is de beste manier'. Ik leefde samen met mijn zusje en mijn rustoord vrienden nog 15 jaar lang in het rustoord.  Toen ik 39 was gaf mijn lichaam het op en stierf ik. Wat er verder gebeurde weet ik niet. Ik zit nu in de paardenhemel en praat elke dag gezellig met  mijn moeder en mijn vriend Marco. Ik zou alleen willen dat ik nog één keer terug kon gaan om de mensen te vertellen wat ze fout doen. De veulens in het rustoord zitten daar zonder reden. Ze hadden een fijn leven kunnen hebben. Waar ze verzorgt werden door mensen die van ze hielden. Dat ik geen hoorn heb betekent niet dat ik geen gevoelens heb.

 

Dit verhaal heeft mensen veranderd, geamuseerd of verveeld. Er zijn mensen die hierdoor tegen het rustoord voor jonge paarden zijn geworden. En daar ben ik heel blij mee.

 

Een paar van mijn, voor mij, speciale paarden:

Voka: Mijn eerst paard, en daarom giga speciaal! :)

Dimania: Moeder geweest van een paar van mijn beste shetlander veulens.

Pretty: Dochter van Pretty Girl, een rustoordpaardje. Moeder van drie prachtige veulens, Pretty Good, Pretty Proud en Pretty Special.

Unitics: Mijn allereerste eigen eenhoornveulen.