Legendarische paarden
Ijspaard
Inhoud
Voorwoord
Voorwoord
Op de dag dat Alexander de Grote, toen nauwelijks twaalf jaar, de hengst Bucephalus uitdaagde en temde, wist ik dat hij voorbestemd was voor een buitengewone toekomst. Maar ik wist toen nog niet dat ons lot voor altijd met elkaar verweven zou zijn.
Ik was een sterk en robuust strijdros aan het zoeken en ik wist dat er een koopman uit Thessalië naar het hof van Philippus II, koning van Macedonië, zou komen, om zijn beste paarden aan te bieden. Een magnifieke zwarte hengst trok onmiddellijk mijn aandacht; zijn ogen brandden met trots, hij was vurig en krachtig en liet zich door niemand benaderen. “Die wil ik hebben!”, riep Alexander hooghartig. “Hij zal van jou zijn als het je lukt om hem te temmen, mijn jongen”, zei koning Philippus, grijnzend.
De jongen begreep intuïtief dat het ros voor niets bang was behalve voor zijn eigen schaduw. In één atletische beweging steeg hij op en na een vurige krachtmeting tussen beider koppige wil was hij in staat om hem met zijn hoofd naar de zon te keren en hem te kalmeren. Bucephalus was een van die paarden die maar
Voorwoord
één meester gehoorzamen en ik wist dat hij hem altijd trouw zou zijn. Koning Philippus uitte toen enkele profetische woorden: “Macedonië zal niet groot genoeg zijn om je honger te stillen; je zult de hele wereld moeten veroveren!”
De nacht voor de strijd tegen de Indiërs, een strijd waarvan ik wist dat die niet gewonnen kon worden, lukte het mij om Alexander en Bucephalus te verdoven. Tijdens de strijd tegen de Indische boogschutters hoog in hun houten torens bovenop onverwoestbare gevechtsolifanten, verloren we een groot aantal mannen en paarden. Alexander, hoewel verzwakt door het effect van de verdovingsmiddelen, was hardnekkig en spoorde de troepen aan om door te vechten. Bucephalus viel toen hij de confrontatie met een olifant aanging en Alexander raakte bewusteloos. Ik beval het leger om zich terug te trekken en liet Alexander op een brancard evacueren. Maar eerst verwijderde ik het zegel van macht en brak elke punt met mijn zwaard. Vijf betrouwbare ruiters werden elk belast met de taak om een punt van de ster zo ver mogelijk te dragen, om ervoor te zorgen dat niemand ooit in staat zou zijn om ze allemaal weer bij elkaar te brengen. De vijfde ruiter, mijn beste
Voorwoord
luitenant, besteeg Bucephalus die gedesoriënteerd door het effect van de verdovingsmiddelen en zijn val was, en hij ging op weg naar een van de uiteinden van de wereld.
Alexander liet de stad Alexandrië Bucephala oprichten op de plek waar Bucephala was gevallen. Hij was nooit meer dezelfde. We gaven de verovering van Indië op en trokken ons terug. Alexander overleed aan malaria in Babylon, net voor zijn drieëndertigste verjaardag.
De voorspellingen van koningin Olympias kwamen uit; Ik werd de koning van Egypte. Vanuit de top van de vuurtoren die ik had laten bouwen in de haven van Alexandrië, de stad die door Alexander gesticht was, kan ik de omvang van dit rijk zien dat gefloreerd heeft onder mijn heerschappij terwijl ik ook rechtvaardig en respectvol ten opzichte van de Egyptische gebruiken probeer te zijn. Ik heb zojuist mijn 80ste verjaardag gevierd en in mijn lange leven heb ik nooit een van de vijf ruiters teruggezien. De wereld is veel te groot om door een enkel persoon te worden beheersd zonder deze te verwoesten. Ik bid tot Zeus en Amon dat tot het einde ter tijden, niemand ooit de vijf fragmenten van het zegel van Alexander de Grote zal verenigen.
- 1 -
Hoofdstuk 1
Altaïr, ik ben een idioot. Ik had naar je moeten luisteren. Jij die altijd bereid bent om onbeteugeld te galopperen, je leek ongedurig, je schudde je hoofd en zwiepte met je staart om me aan het verstand te brengen dat de grond niet veilig was onder deze bedrieglijke sneeuw. Na de grote zomerdroogte, was deze winter bijzonder lang en streng geweest en op de dag dat ik koos om hem het hoofd te bieden, trof ons plotseling een witte zud-storm. Verblind door vlagen sneeuw en zand uit Siberië, steeg ik af en sleepte je met me mee. Je steigerde, rukte de teugels uit mijn handen en plotseling verschoof de grond onder mijn voeten. En nu lig ik op de bodem van een kloof van sneeuw en ijs, hulpeloos en alleen. Hoe kom ik hier uit?
Hou op om bovenaan de kloof te draven, anders val je er straks ook in! Ga hulp zoeken, ga terug naar de yurts en licht mijn familie in. Jij, Altaïr, die met mij de race voor jonge paarden won op het Naadam festival. Jij, die de naam draagt van de helderste ster in het sterrenbeeld Arend. Ze zullen je volgen. Kom, haast je!
Hoofdstuk 1
Mijn hengst laat een lang, ongerust gehinnik horen voordat hij zich omdraait en terugkeert naar het kamp. Ik bid tot Tengri, de eeuwige blauwe lucht, dat er snel hulp zal komen, voordat mijn lichaam bevriest in deze ijzige tombe.
Ik beweeg mijn tenen, beschermd in laarzen gevoerd met schapenwol. Ik span mijn beenspieren; ze lijken heel te zijn. Ik probeer om te gaan zitten, maar een scheut van pijn in mijn borst en rechterschouder weerhoudt me om door te gaan. Ik kan mijn rechterarm niet bewegen; ik moet mijn schouder ontwricht hebben. Nou ja, het had erger kunnen zijn. Ik neem diep adem, zet mijn tanden op elkaar en breng mijn gewicht over naar mijn linkerkant om mezelf omhoog te tillen alvorens rechtop te gaan staan. Een paar brokken rots vallen naar beneden. Ik hoor ze van de wanden van de kloof afketsen voordat de gedompte stilte terugkeert. Ik kan niets anders horen dan het bloed dat in mijn slapen klopt. Ik kijk mijn ijzige gevangenis rond, zoekend naar een uitweg. Ik bevind me op een smalle richel, bijna vijf meter onder de volgende. De rotsige wanden zijn vrijwel helemaal glad, geaderd op sommige plaatsen met
Hoofdstuk 1
smeltwater, nu bevroren door de koude en hard als glas. Ik kan geen enkele natuurlijke handgrepen zien die geschikt zijn om naar boven te klimmen. In de val ben ik natuurlijk mijn tas verloren, waar extra eten, een paardenharen touw, lucifers, een verrekijker, een kom en een mes in zat. Ik doe mijn linkerhandschoen uit en doorzoek de zakken van mijn lange del, mijn lange warme jas, nu in flarden gescheurd. In een ervan vind ik een paar brokken aaroel, die ik onmiddellijk opschrok. Deze gedroogde kaas zal me wat kracht schenken. De andere zak gaapt open, in stukken gescheurd. Ik ben zo hulpeloos als een luis op een kaal hoofd...
Hmm, zou ik een scherp stuk rots als geïmproviseerde ijsbijl kunnen gebruiken? Ik zoek koortsig op de smalle richel waar ik op zit. Niets anders dan sneeuw en grint en druppels bloed die uit mijn neus vallen. Woedend trap ik de sneeuw weg. En zie een slang! Ik trek me instinctief terug. Als hij besluit om uit zijn winterslaap te ontwaken, zal ik behoorlijk idioot lijken. Aangezien de slang mijn enige gezelschap in de kloof is, besluit ik om hem van dichterbij te bekijken. Ik geef hem een zachte duw met mijn voet wat de huid een weinig open doet splijten en
Hoofdstuk 1
eronder een koperen gloed toont. Ik geef het dier nog een stootje, wat een soort metalen cilinder uit het karkas bevrijdt van ongeveer 20 centimeter lang, lijkend op een kleine deegrol. Ik buk me en pak het voorzichtig op. Het voelt solide en compact aan. Ik pak het stevig vast en probeer uit hoe stevig het is door het met steeds meer kracht tegen de grond te slaan en ik krijg een sprankje hoop. Ik kan het misschien als een ijsbijl gebruiken!
Maar eerst moet ik het gebruik van mijn rechterarm terugkrijgen. Ik zet mijn voeten schrap, mijn tanden op elkaar, draai mijn bovenlichaam en gooi in een snelle beweging mijn rechterzij tegen de rotswand. Een scheut van pijn schiet van top tot teen door me heen wat me een gehuil als van een wild dier ontlokt. Tranen vertroebelen mijn zicht en ik val op mijn knieën, ademloos. Ik kom langzaam weer bij en probeer mijn rechterarm te bewegen. De pijn is anders, doffer en continu, maar ik kan mijn arm weer gebruiken. Ik ga langzaam overeind staan en neem diep adem. Ik ga het doen!
Met behulp van mijn bevroren bijl, klop ik op de kanalen van bevroren water die langs de wand lopen om
Hoofdstuk 1
inkepingen te maken die groot genoeg zijn om er een paar vingers of tenen in te steken. En al snel lukt het me om langzaam en methodisch, tegen de pijn vechtend die door mijn hele arm straalt, de meters te beklimmen die me scheiden van het rotsige uitsteeksel boven me. Ik kom hier even op adem, neergehurkt, ademloos maar trots op deze eerste overwinning. Dan kijk ik naar boven: als ik in dit tempo doorga, dan zal het... O nee, het zal minstens drie dagen zonder ophouden duren om de top te bereiken!
Ik vecht tegen de vlagen van wanhoop die me overspoelen. Ik denk aan mijn dappere Altaïr. Ik weet dat hij zijn weg terug zal vinden naar de yurts. Maar hoelang zal het duren voordat mijn redders me vinden en me uit deze afgrond hijsen?
Mijn hartslag wordt langzaamaan weer normaal terwijl ik op mijn buik blijf liggen op deze kleine richel. Maar het getintel in mijn ledematen dwingt me overeind te komen. Niets doen zal mijn lichaam en mijn hoofd verdoven en ik zal zonder het te merken in slaap vallen. Kom op! Ik moet vechten, doorgaan met klimmen, om te voelen dat ik leef, ook al lukt het me maar een enkele meter. Maar eerst moet
Hoofdstuk 1
ik wat drinken. Met behulp van de metalen cilinder breek ik een paar blokjes ijs af en laat ze in mijn mond smelten. Ik bekijk de wand om te zien waar ik mijn inkepingen moet maken. Hm, het lijkt of er een metaalachtige glans is wat hogerop, een soort ijzige spiegel die veel groter is dan de ijsaders. Ik zal dat als referentiepunt gebruiken en als een plek om uit te rusten, want ik kan daar misschien een kunstmatige richel maken. Ik richt me op dit doel en, koppig als een paard dat de sneeuw wegschraapt met zijn hoeven om een plukje gras te ontbloten, vervolg ik mijn klim.
Het werd hoog tijd dat ik dit spiegelhol bereikte; ik voel mijn spieren beginnen te protesteren. Tussen hemel en aarde hangend, hamer ik als een gek op het oppervlakte en laat doorzichtige kristallen overal in de rondte vliegen. Het ijs splijt, kraakt. Mijn oogleden zijn bijna helemaal dicht om te voorkomen dat de scherpe kristallen mijn ogen beschadigen. Plotseling verandert het geluid van mijn bijl op het ijs, vibraties golven door mijn arm. Het is alsof ik op een trommel sla. Of vermoeidheid doet mijn oren suizen. Ik open mijn ogen en begin opnieuw te bonzen: het geluid is echt!
Hoofdstuk 1
Geïntrigeerd, maak ik nog twee inkepingen om mezelf op te hijsen en val bijna in angst achterover bij wat ik tegenover me zie. In de ijzige holte zie ik een soort metalen ring vastgemaakt aan een leren band. Ik kijk omhoog en bevind me tegenover een macaber gezicht dat met melkachtige oogholtes naar me staart...
Een paard bevroren in het ijs!
- 2 -
Hoofdstuk 2
Hoe lang bevind ik me al bewegingsloos tegenover dit ijspaard? Wat een afschuwelijke val moet ook hij gehad hebben, maar hij had minder geluk, het arme dier. Voorlopig tenminste...
De wanden die boven me torenen zijn van harde rots, onmogelijk te beklimmen. Verwarde gedachten beginnen in mijn hoofd te flikkeren. Het daglicht vervaagt en toch fladderen er veelkleurige vlinders om me heen die gelukkige glimlachjes op mijn lippen toveren. Dat is het, de winter is voorbij, het fluweelachtige, groene gras springt door de witte deken op. Klaprozen, boterbloemen, vergeet-me-nietjes en violen pronken met hun brutale verlangen naar de lente in onze Mongoolse bergen. Maar een grijze sluier valt al spoedig over dit visioen en stuurt rillingen door mijn lichaam. Nee, nee, de winter is niet voorbij, ik ben gek aan het worden en zie misschien de volgende lente niet meer.
Hoe, in hemelsnaam, ben ik, Battushig, een 17-jarige student in computerwetenschappen aan de Nationale Universiteit van Mongolië, zover van de opwinding van de hoofdstad, Oelan-Bator, terechtgekomen, om van de kou te sterven in de Mongoolse bergen?
Hoofdstuk 2
Ik concentreer me op mijn laatste herinneringen. Een hobbelige, tien uur durende busrit om de steppe te bereiken, gevolgd door een voettocht van twee uur om bij het winterkamp van mijn familie te komen. Mijn hengst, Altaïr, onmiddellijk herkenbaar aan zijn donkerbruine vacht met kersenrode vlekken en zijn dikke, glanzende zwarte manen, verlaat de kudde en galoppeert naar me toe, onder luid gehinnik. Wat een emotionele reünie. Hij wrijft zijn neus tegen mijn nek en duwt zijn bek tegen mijn borst, dan draait en tolt hij in de rondte als een jonge hond voordat hij terugkomt en zijn voorhoofd op mijn schouder legt, rumoerig ademend. Ik geef hem klopjes, omhels hem en spreek hem zachtjes toe. Ik heb hem zo gemist!
Altaïr vergezelt me naar de yurts, trots en gelukkig stappend. Mijn drie jongere zussen rennen naar me toe en lopen me bijna omver in hun poging om als eerste in mijn armen te vliegen. Mijn kleintjes zijn weer groter geworden. Mijn moeder, Daguima, houdt me in haar armen voordat ze me vertelt dat mijn vader naar een ontmoeting van paardenfokkers is vertrokken op de Altaj berg. Maar hij zou al op de terugweg moeten
Hoofdstuk 2
zijn. Ik herinner me mijn teleurstelling; ik had zo weinig tijd! Dan zie ik mezelf, door mijn moeder gewikkeld in warme traditionele kleding, mijn voeten beschermd door repen vilt die tot boven mijn enkels gewikkeld zijn alvorens ze in mijn laarzen te laten glijden. Ze legt een tas met proviand over mijn schouder als ik eenmaal op Altaïr zit en sprenkelt een paar druppels melk ter ere van de geesten van onze voorvaderen om me te beschermen. Ik wuif naar haar en galoppeer weg om mijn vader te ontmoeten, om hem het grote nieuws te vertellen.
Gantulga, mijn vader, te trots op zijn tradities om ooit een mobiele telefoon te gebruiken. Gelukkig lukte het mijn moeder Daguima om hem te overtuigen zonnepanelen te kopen zodat ze elektriciteit konden hebben net als de meeste nomaden. En een satellietschotel om het nieuws te volgen - en de sentimentele Koreaanse soaps - op televisie! Ah, mijn vader. Je had geen passender naam voor hem kunnen bedenken dan zijn eigen, die 'hart van staal' betekent. En hij heeft meer trots dan Dzjenghis Khan! Hoe zal hij reageren wanneer ik hem mijn fantastische nieuws vertel? Dankzij de gratis computercursussen die door de Amerikaanse Universiteit MIT in
Hoofdstuk 2
Massachusetts aangeboden werden en het project dat ik ontwikkelde met behulp van docenten en studenten aan de Nationale Universiteit van Mongolië en in de online wereld, heeft MIT me een beurs aangeboden zodat ik me bij de rangen van hun studenten kan voegen. Zal ik trots zien op mijn vaders gezicht of zal het zich veranderen in een bewegingsloze ijspegel, net als dit bevroren paard?
Is het al nacht? Ik kan de eerste sterren zien schijnen en het ijspaard hinnikt om ze te begroeten. Ik hoor hem rijden, en nu praat hij tegen me. Ik wrijf in mijn ogen met mijn verdoofde handen - het ijspaard heeft zich niet bewogen. Dit moeten allemaal hallucinaties geweest zijn die door de hypothermie veroorzaakt zijn.
“Battushig! Houd vol! We zijn je komen halen!”
Een metalen klingelend geluid scheurt door de gedempte stilte van de bergen. Door de mist in mijn hoofd kan ik twee heldere vlekken langzaam dichterbij zien komen. Ik kan stemmen horen die me aanmoedigen. Een keten van vlekken die groter en groter worden. Met bijlen in de handen en karabijnhaken en touwen rond hun
Hoofdstuk 2
middel, komen leden van mijn stam naar me toe. Mijn grote broer, Gambat, hoofd van het kamp nu mijn vader afwezig is, tilt me op en streelt mijn gezicht om de bloeddoorstroming te bevorderen. Met mijn laatste krachten wijs ik naar het paard dat gevangen zit in het ijs. De weerkaatsing van Gambats hoofdlamp op het ijs verblindt me. Mijn broer laat me van verrassing bijna vallen. Maar hij raapt zich bij elkaar en ik voel hem banden om me heen vastmaken.
“Altaïr leidde ons naar je toe, jij roekeloos geval!”
Ik denk dat het me lukte om te glimlachten voordat ik mijn bewustzijn volledig verloor.
- 3 -
Hoofdstuk 3
“Ben je wakker? Eindelijk?”
Ik hoor een zachte stem die mij roept. Ik voel iemand mijn arm strelen en mijn hart klopt razendsnel. Het is Salonqa, mijn liefste, het meisje dat ik al zo lang liefheb en aan wie ik nooit mijn gevoelens heb durven bekennen. Ik denk dat ik zal blijven doen alsof ik slaap!
Vingers trippelen over mijn buik en kietelen me tot ik mijn ogen open en begin te lachen - lachen dat in een kreet verandert:
“Au!”
“Oh, het spijt me!”, zegt Salonqa verontschuldigend. “Ik was vergeten dat je gebroken bent!”
Beelden van mijn val en mijn redding komen in een waas bij me boven. Ben ik in een ziekenhuis? Nee, ik herken de ronde muren en het houten, met vilt bekleedde raamwerk van onze yurt, de draperieën met de kleurige geometrische patronen en de geur van horhog met groenten en lamsvlees die staat te pruttelen op de plaat. Mijn maag rommelt ongeduldig!
Hoofdstuk 3
“Oh, het is niet zo erg. Het had erger kunnen zijn,” zeg ik, als ik mijn handen omhoog houd en zie dat ze verbonden zijn.
“Mmm... Je bent er goed van afgekomen, volgens de reizende arts. Alleen een paar gekneusde ribben. Maar met je bevriezing kun je jammer genoeg geen toetsenbord meer gebruiken met je vingers... of met je tenen!”
Salonqa haalt een spiegel uit haar rugzak en beweegt het over mijn lichaam als een scanner. Ik bekijk de omvang van de schade. Verband om mijn bovenlichaam voor de gekneusde ribben, handen en voeten gezwachteld als die van kinderen, en mijn gezicht... een puinhoop van zwarte, paarse en gele plekken. Ik zie er niet zo fraai uit. Ik verander het onderwerp:
“Mijn broer? Altaïr?”
“Het is prima met ze en staan te trappelen van ongeduld om je te zien. En aangezien je je bed nog niet uit kan, jij luilak, heb ik je een cadeau gebracht!”
Hoofdstuk 3
Salonqa legt voorzichtig iets op mijn buik. Het is mijn laptop, die had ik op de universiteit achtergelaten! Ze had me niet gelukkiger kunnen maken. Maar hoe moet ik nu typen?
“Je klasgenoten hebben een kleine verbetering aangebracht!” kondigt Salonqa vrolijk aan. “Spraakbesturing. Doet dat je aan iets denken? Kom op, probeer het!”
Ik was meer dan bereid om dit te proberen, omdat ik al enige spraakherkenningssoftware aan Mongools aangepast had en een handleiding gemaakt had om nomadische kinderen van de steppes en de hoge bergen te helpen leren lezen en schrijven. Onze regering heeft immens veel gedaan om kabelinternet in het land aan te leggen. Het enige wat de nomaden hoeven te doen om te werken en vooruit te komen, is hun computer aansluiten en inloggen bij een van de verscheidene relays die verspreid zijn door het land. Ik ben zo dankbaar dat ik heb kunnen profiteren van de gratis MIT cursussen op afstand dat ik de kinderen in mijn eigen land wilde helpen om dit model te gebruiken. Het is wat - veel zelfs - voor... Ik wil mijn dank betuigen aan Salonqa,
Hoofdstuk 3
de dochter van een Dukhan rendierherder in de harde noordelijke taiga, nu een universiteitsstudente door haar absolute wilskracht. Haar passie voor lesgeven is zo aanstekelijk, ze is zo...
“Kom op, je kijkt niet naar een beeld! Zet er wat vaart in!”
Ik doe gehoorzaam zoals ze zegt, blozend onder mijn blauwe plekken.
“Zet hem aan.”
De computer gehoorzaamt onmiddellijk en het scherm opent met een panoramisch beeld van het leslokaal op de universiteit van Oelan-Bator. Mijn klasgenoten juichen opgewonden totdat mijn docent, professor Temudjin op het scherm verschijnt en mijn vrienden tot stilte maant.
“We zijn blij dat het goed met je gaat,” zegt hij knikkend. “Dit,” zegt hij, naar de camera wijzend op de muur van het lokaal, “betekent dat je geen lessen zult missen. Welkom terug. Ahum, goed, laten we verder gaan,” eindigt hij en verdwijnt van het scherm.
Hoofdstuk 3
Ah, die befaamde Mongoolse discretie! Maar ik kon zien hoe blij hij was, mijn goede oude leraar. Hij nam me aan als zijn assistent, wat inhield dat ik mijn studie kon financieren zonder dat het mijn ouders wat kostte en hij hield nooit op mij aan te moedigen. Ik dank alles aan hem! Salonqa zegt dat aangezien hij zelf geen kinderen heeft, hij besloot om zich aan zijn studenten te wijden, ze te steunen zelfs nadat ze hun studie afgerond hadden. En zo heeft hij uiteindelijk een extreem grote familie, een die trouw en dankbaar is.
Oh, een “info”-pictogram flikkert bovenaan het scherm. De zoektermen die ik geprogrammeerd heb laten me de eindeloze stroom van internationaal nieuws filtreren. Ik open het met behulp van spraakbesturing en live beelden beginnen te bewegen.
“Opzienbarend nieuws. Een ongelofelijke ontdekking heeft de wereld van paleoanthropologen en natuurhistorische onderzoekers verheugd. Ter gevolg van het ongeval van een tiener in een kloof in de Altaj bergen in Mongolië, werd het cryogenisch bevroren lichaam van een paard in het ijs ontdekt en
Hoofdstuk 3
geïdentificeerd als een ras dat waarschijnlijk nu al lang uitgestorven is. Het lichaam lijkt heel goed bewaard gebleven te zijn. Wetenschappers van de Wetenschappelijk Academie in Oelan-Bator hebben met behulp van speleologen een tijdelijk observatielaboratorium opgezet rond de plaats van de ontdekking. Volgens de eerste schattingen van de wetenschappers, leefde het paard waarschijnlijk tussen 2000 en 2.500 jaar geleden. Het zoeken naar het lichaam van de mogelijke berijder gaat verder in de bergen...”
“Hé! Het is Jargal!” roept Salonqa plotseling, naar een knappe jongen tussen de wetenschappers wijzend. Hij ziet er steeds knapper uit...”
Mijn kaak spant zich onwillekeurig bij het horen van de naam Jargal, Salonqa's ex-vriendje. Ik haat hem, die Don Juan. Zeker, ze liet hem vallen omdat hij zo berucht ontrouw was, maar ze leed er toch erg onder. En ik ben bang dat ze nog steeds iets voor hem voelt... In een woedeaanval steek ik mijn hand uit om deze beelden te sluiten, maar ik ben zo onhandig met al die verbanden dat ik de laptop omver stoot.
Hoofdstuk 3
“Hou je rustig!” lacht Salonqa en plaatst de laptop terug op mijn buik. “Denk eraan dat je je stem gebruikt in plaats van je dikke vingers. Goed, ik ga terug naar de les. Ik zal snel terug komen,” beëindigt ze en drukt een kus, zo teder als een vlinder, op mijn wang. Mijn hart stijgt als een arend, zijn vleugels uitslaand in de kooi van mijn borst. Laten we hopen dat ze dit rumoer niet kan horen. De volgende keer dat ik haar zie, zal ik haar zeker mijn liefde bekennen!
Een stil gegrinnik van achter mijn bed schrikt me op. Mijn grootmoeder schuifelt naar me toe, een kop thee met gezouten melk in haar hand. Al die tijd heeft ze achter me gezeten in de yurt! Met haar glimlach vol rimpels, alsof die de vele warme herinneringen aan haar leven vertegenwoordigen, laat ze me heel langzaam drinken, net als toen ik een klein kind was. En ik ben dankbaar dat Mongoolse discretie zo legendarisch is, want het bespaart me de noodzaak op haar geplaag die ik in haar ogen voel, te reageren.
- 4 -
Hoofdstuk 4
Mijn hoofd loopt om terwijl ik op bed lig, hulpeloos en nutteloos. Mijn universiteitsklas vervaagt tot een afwezig geluid en ik ben niet in staat om op te letten. De verleiding is te groot. Ik spit door de informatie die ik bijeen heb weten te verzamelen over het ijspaard. Er wordt veel gespeculeerd in de media, maar totdat de analyses voltooid zijn, zal de waarheid verborgen blijven. En als ik terug zou keren naar waar ik viel, om de natuurhistorische wetenschappers en de paleoanthropologen te observeren?
Lach niet. Ik bedoel niet om daar persoonlijk heen te gaan, mijn toestand in aanmerking genomen. Maar gezien de ongelofelijke uitrusting van onze Wetenschappelijke Academie dankzij internationale sponsors, moet er toch zeker een supermodern camerasysteem zijn waarmee het paard op afstand bestudeerd kan worden zonder het risico te lopen het te beschadigen. Als ik in het systeem zou kunnen inloggen, op discrete wijze natuurlijk, dan zou ik rechtstreekse informatie hebben!
Ik weet wie ik het kan vragen! Oyunbileg, een vriend van de universiteit en wat ouder dan ons,
Hoofdstuk 4
een computeringenieur die gespecialiseerd is in optische netwerken. Hij is een van die zeldzame grote geleerden die niet in verleiding is gebracht door een monstersalaris om Mongolië te verlaten en hij werkt aan de Wetenschappelijke Academie van Oelan-Bator. Ik weet zeker dat hij ermee in zal stemmen om me te verbinden met het tijdelijke netwerk van het laboratorium. Ik kruis mijn vingers, figuurlijk gesproken gezien de conditie waar ze in verkeren, en neem contact met hem op.
Oyunbilegs warrige gezicht verschijnt en grijnst me toe op het scherm. Hij lacht als een hyena bij het zien van mijn gezwachtelde handen en vraagt hoe ik in mijn neus peuter. Ja, hoewel computerwetenschappers heel intelligent zijn, laat hun gevoel voor humor wel iets te wensen over. Desondanks belooft hij me om voor me uit te zoeken hoe ik via mijn computer toegang kan krijgen tot het cameranetwerk. Het zal hem wat tijd kosten, maar hij zegt niet hoelang. Ik bedank hem hartelijk en probeer me te concentreren op het universiteitscollege. Maar ik kan mijn oogleden zwaar voelen worden en ondanks mijn beste pogingen om op te letten, valt het doek en begin ik weg te dromen...
Hoofdstuk 4
De muziek van Marilyn Manson vloekt in mijn oren en rukt me uit mijn slaap. Mijn hart bonst, ik probeer mezelf te beheersen en sta op het punt om de psychopaat die me op zo'n wrede manier wakker gemaakt heeft uit te schelden, als een hyena-achtige lach de muziek overstemt die snel uitgezet wordt. Het is nog een rottige grap van Oyunbileg, maar ik vergeef hem zodra ik een raam zie openen op mijn scherm: het kleine genie is het gelukt om me met het cameranetwerk te verbinden van het tijdelijke laboratorium in de Altaj bergen!
Het oppervlak van de ijsspleet ziet eruit als een misdaadscène. Zwartgeel gestreepte tape om indringers buiten te houden markeert het onderzoeksgebied voor de specialisten. Teams van speleologen extraheren ijskernen om ze te dateren en ze verzamelen alle monsters en al het bewijsmateriaal die belangrijk zouden kunnen zijn. Anderen, gewapend met draagbare radiologische uitrusting, nemen foto's van het paard vanuit elke hoek. In het tijdelijke laboratorium voeren mannen met maskers en chirurgische kleding al analyses uit. Ik kan het niet helpen, ik zoek naar Jargal. Daar is hij, hij pakt met een tang een
Hoofdstuk 4
stuk stof met diamantpatroon, spreidt het over een glazen plaat en snijdt een stukje van deze vreemde stof af met een scalpel. Dan laat hij het monster in een reageerbuis vallen die voor de helft met een doorzichtige vloeistof gevuld is en plaatst hij deze in een ronde machine. Als hij het deksel van de machine dichtdoet, dringt het plotseling tot me door: het is geen stof van een clown kostuum, het is de slangenhuid die mijn geïmproviseerde klimbijl bevatte. Als ik me het goed herinner, hield ik hem nog steeds in mijn verstijfde hand toen mijn broer arriveerde. Als ik hem vind, zou ik hem persoonlijk naar de wetenschappers kunnen brengen!
Ik verplaats de laptop en ga het bed uit, grimassen van de pijn tegenhoudend. Ah, ik heb alleen ondergoed aan... Ik kijk de yurt rond op zoek naar de cilinder. Op het eerste gezicht is hij niet op een van de houten kisten gelegd en ook niet op mijn moeders grote commode. Misschien ligt hij in mijn broers kist? Ik loop langzaam naar de kist en doe het deksel open, maar ik zie alleen maar kleren en oude tijdschriften. Zou een van mijn jongere zussen mijn nieuwe speelgoed 'geleend' kunnen hebben? Nee, het enige wat ik zie zijn kleurboeken, stoffen
Hoofdstuk 4
poppen en meisjesspullen. Wat een stommeling! Ik heb niet eens in mijn eigen kist gekeken!
Ik draai me om, hijgend als een oud paard dat door reuma kreupel is geworden en open mijn kist. Bovenaan ligt mijn del, schoongemaakt en netjes gelapt! Mijn grootmoeder is werkelijk ongelofelijk. Ik neem van de gelegenheid gebruik om hem aan te doen, vervormd door al deze verbanden. Het is tamelijk kil weg van de houtkachel van de yurt. Ik verplaats de kleren in mijn kist en KLING! er glijdt en valt iets naar de bodem met een bons. Het lukt me om het te vangen met mijn flipperachtige handschoenen en ik bekijk het aandachtig. Ondanks dat het tegen het ijs gehamerd is, ziet het er niet zo gehavend uit. Op het oppervlak staan vreemde symbolen gegraveerd. Ik bekijk de uiteinden; ze lijken verzegeld te zijn met metalen doppen. Zou er iets in de cilinder kunnen zitten?
Mijn verbeelding slaat op hol: zou de mysterieuze cilinder een kaart kunnen bevatten waarop de locatie van een spectaculaire verloren schat staat? Of ruwe diamanten? Of een antiek relikwie waarvan geloofd wordt dat het macht, roem en fortuin brengt? Ik probeer de doppen los
Hoofdstuk 4
te schroeven. Ik ben zo onhandig! Ik probeer een manier te verzinnen om de metalen doppen te verwijderen. Niet met mijn vingers. En een bijl of een zaag zijn zeker niet aan de orde. Bij gebrek aan een beter alternatief, zoek ik naar de tang die wordt gebruikt wordt om de gedroogde mest in de oven te stoppen. Ik pak de tang en ga naast de kachel zitten met de cilinder tussen mijn knieën geklemd. Met behulp van mijn voorarm grijp ik de dop met de tang en probeer hem te draaien. De tang slipt; mijn greep was niet sterk genoeg. Ik probeer het nog een keer en nog een keer, totdat een schreeuw mijn oren doorboort:
“Vuur!”
Voordat ik zelfs maar besef wat er gebeurt, worden er emmers koud water over me heen gegooid en worden mijn kleren van mijn lijf gerukt. Ik was zo geconcentreerd op mijn taak dat ik niet eens in de gaten had dat mijn del te dicht bij de kachel was en vlam gevat had.
- 5 -
Hoofdstuk 5
Mijn moeder bedankt de buren die waren komen helpen om de uitbraak van het vuur te doven, begeleidt hen tot de uitgang van de yurt en loopt dan woedend naar mij toe. Ik mompel,
“Sorry, mam. Ik beloof dat ik hard zal werken om stof te kopen voor een nieuwe del en... Au!”
Ze geeft me een draai om de oren en sleept me de yurt uit. Ze dwingt me op een mat te zitten en gooit dan een deken over mijn schouders. Ik moet groenten schoonmaken met mijn grootmoeder net als toen ik klein was. Het voeden van de aïl, de leden van onze stam (die uit een aantal families in hun yurts bestaat), is de heldhaftigste missie die ik op korte termijn kan volbrengen, zegt mijn moeder me op een toon die duidelijk maakt dat er geen discussie mogelijk is. Terwijl zij de rommel op gaat ruimen in de yurt, probeer ik de bladeren van een kool eraf te halen... Goed gedaan, jij nep Indiana Jones!
In de verte zie ik mijn broer Gambat op zijn paard, vergezeld door de oudere kinderen van de aïl, de schapen bijeen drijven om ze naar de
Hoofdstuk 5
schaapskooi te leiden voor de nacht. Hij heeft zijn leven gewijd aan deze paarden en kuddes vee. Zelfs al is hij soms jaloers op mijn leven in de stad met alle 'afleidingen' van bars en nachtclubs, zou hij zijn keuze om in de voetstappen van onze vader te volgen, nooit in twijfel trekken. Wat mij betreft, ook al bezoek ik deze 'afleidingen' niet, en hoewel rijden als de wind in de steppe mijn liefste bezigheid is in de hele wereld, kan ik mezelf niet in de harde fokkerijwereld zien. En ik moet toegeven dat ik een beetje opgelucht ben dat mijn broer dit alles gaat erven. Wat is dit? De honden van de aïl, neuzen in zuidwestelijke richting, zijn begonnen te janken om onze aandacht te krijgen. Dreigt er nieuw gevaar?
Ik kan hinnikgeluiden horen in de verte, een stoet ruiters; ruiters naderen ons kamp. Mijn grootmoeder staat op en schuifelt onze yurt binnen. Ze gaat een traditioneel gebaar van gastvrijheid bereiden, de Aïrag ceremonie, waarbij een zilveren kom gegiste merriemelk met bezoekers wordt gedeeld. Maar dit zijn niet zomaar bezoekers!
Ongeduldig rent mijn moeder naar de paar paarden die aan de Ouiaa, een touw tussen
Hoofdstuk 5
twee palen, vastgebonden zijn. Ze haalt de knoop los die de halster van Tarjenjau, haar oude rode merrie, vasthoudt en zonder de tijd te nemen om haar te zadelen, grijpt ze haar dikke manen en klimt op haar rug. Te gelukkig om te rijden, racet Tarjenjau het 'dikke meisje' in galop naar de troep ruiters. Mijn vader en de mannen van de aïl zijn terug!
Hun paarden gaan naast elkaar lopen en mijn vader omhelst mijn moeder, tilt haar licht als een veertje op en plaatst haar in het zadel voor hem. Ik kan haar hiervandaan horen lachen. Zal ook ik op een dag de vrouw die ik liefheb op Altaïrs rug wegdragen?
Voordat ze naar hun families gaan, verzorgt elke ruiter eerst zijn paard. De ruiters zadelen hun paarden af, kijken hun hoefijzers na, wrijven ze droog en geven hen klopjes voordat ze hun hoofdtuig verwijderen en ze uit de rivier laten drinken. Alleen dan gaat elke man naar zijn familie en omhelst elk familielid op volgorde van leeftijd. Mijn drie kleine zussen maken mijn vader aan het lachen van blijdschap. Maar zodra hij de meisjes neerzet, betrekt zijn gezicht. Hij staart naar me, zijn ogen hard en onleesbaar. Ik slik; ik
Hoofdstuk 5
kan niets zeggen voordat hij spreekt. Maar er komt geen geluid over zijn lippen. Wanneer hij ons de rug toekeert en de yurt binnengaat, voel ik een prop in mijn keel en mijn ogen beginnen licht te prikken. Gambat geeft me een vriendelijke klap op de schouder voordat hij de schaapskooien gaat controleren. Mijn sentimentaliteit verwensend kijk ik in de verte naar de ondergaande zon. Mannen huilen niet.
In de nacht hoor ik mijn vader zuchten en tegen mijn moeder fluisteren,
“Zal hij ooit een verantwoordelijke man worden, op een dag?”
- 6 -
Hoofdstuk 6
Mijn telefoon trilt in mijn broekzak. Ik zet de emmers gevuld met water uit de rivier die aan mijn ellebogen hangen, neer, zodat ik er makkelijker bij kan. Wat doe ik buiten in het holst van de nacht, ingepakt in een deken, verloren in mijn pijn?
Aangezien ik niet kon slapen, ben ik voor zonsopgang opgestaan om water te halen voor de ochtendthee van mijn familie om ze zo een prettig begin van de dag te geven. Dan vertrek ik naar Oelan-Bator. Ik denk dat ik daar meer thuishoor dan in de steppes, ondanks de sterke band die ik altijd zal blijven houden met deze plaats. Ik had gehoopt dat ik met mijn vader zou kunnen praten, maar hij had de yurt al verlaten om een kijkje te nemen bij de merries die binnenkort gaan veulenen. Ik weet niet wat ik moet doen om de goedkeuring van deze trotse man winnen. Sinds ik op de universiteit studeer ben ik waardeloos in zijn ogen, omdat ik niet in zijn voetstappen volg. Dat is genoeg, ik hou op me met bittere gedachten bezig te houden en beantwoord mijn telefoon; het moet mijn broer Gambat zijn die zich ongerust maakt over waar ik ben. Wanneer zal hij ophouden zich verantwoordelijk voor mij te voelen?
Hoofdstuk 6
“Ik kom eraan,” zeg ik kortaf.
Maar het is niet Gambats stem aan de andere kant van de lijn. Het is iemand die ik niet ken, een zelfverzekerde stem, vrij schor, met een sterk Anglo-Saksisch accent.
“Mr Battushig, met John Fitzgerald Hannibal, van Hannibal Corp. Ik heb uw vorderingen op de universiteit van dichtbij gevolgd. Gefeliciteerd met uw toelating tot MIT...”
Ik laat mijn telefoon bijna vallen. Het Amerikaanse bedrijf Hannibal Corp., dat een fortuin gemaakt heeft dankzij hun pionierswerk op het gebied van wetenschappelijke vernieuwing, is de voornaamste sponsor van de Wetenschappelijke Academie van Oelan Bator en de Nationale Universiteit van Mongolië. Bijna al onze wetenschappelijke en IT uitrusting werd gefinancierd door genereuze donaties van dit bedrijf, dat op deze manier studenten uit een aantal minder bedeelde landen helpt. De beste studenten krijgen soms de kans om door Hannibal Corp. ingehuurd te worden. Ik weet dat dit zo was met een paar voormalige studenten van onze universiteit en
Hoofdstuk 6
professor Temudjin praat altijd over Khubilai, nu het hoofd van netwerken en IT beveiliging voor het bedrijf. Ik kan me het niet eens indenken dat ik een van die uitverkorenen zou zijn! Ik ben zo verbaasd dat ik alleen maar kan stotteren als een idioot,
“Haha...”
“Mr Battushig, ik zal er geen doekjes om winden.”
Dit is het, mijn hart gaat het begeven. Ik kan mezelf al op het pad naar glorie zien en mijn blijdschap is gemengd met een nameloze angst; ik zal nooit aan mr. Hannibals verwachtingen kunnen voldoen!
“Toen je in de Alta bergen viel, kwam je toen toevallig een cilindervormig object tegen?”
Ah. Ik kwam met een bons weer met beide benen op de grond. Het is uiteindelijk niet mijn potentieel als toekomstig wetenschapper waar hij geïnteresseerd in is. Hij wil alleen de metalen cilinder die ik als klimbijl gebruikt heb. Door mijn del die brand vatte en de terugkeer van mijn vader, was ik de mysterieuze cilinder helemaal vergeten.
Hoofdstuk 6
“Ja meneer,” weet ik te mompelen. “Ik was van plan om het aan de staf van het tijdelijk laboratorium te geven.
“Perfect. Maar ik zal je de moeite besparen. In minder dan een uur zal er een helikopter in de buurt van je kamp landen. Je kunt het object aan de piloot geven. Beterschap!”
De lijn is dood. Hij vroeg niet eens waar ons kamp was. De GPS in mijn telefoon heeft hem klaarblijkelijk al alle details verschaft. Of misschien word ik vanuit de lucht door een geheime drone bespied. En dat allemaal voor een stomme metalen tube. Ik voel me zo stom, dat ik voor een seconde dacht dat ik de sterren kon bereiken...
De sterren! Natuurlijk! Waarom heb ik daar niet eerder aan gedacht? Als door de bliksem getroffen laat ik de emmers vallen en ren zo snel als een haas terug naar de yurt. Ik gooi de deken over het bed en open mijn kist, proberend zo weinig mogelijk geluid te maken. Mijn moeder moet de cilinder hier ingelegd hebben. Ja! Ik draag het de yurt uit en ren een rotsig heuveltje op zodat ik het
Hoofdstuk 6
mysterieuze object bij het licht van de sterren kan bekijken. Voordat ik het aan de piloot ga overhandigen wil ik er echt eerst een souvenir van. Met mijn nog steeds wat onhandige handen lukt het me om vanuit elke hoek enkele foto's te maken met mijn telefoon, alvorens het in handen te nemen en het langzaam voor mijn ogen rond te laten draaien. Ik denk dat ik een ster kan onderscheiden in de massa symbolen die erop gegraveerd staan.
Het is een hele vreemde ster - een vijfpuntige ster - precies in het midden van de cilinder. En ze heeft een tweeling, in perfecte symmetrie, een halve slag de cilinder rond. Alsof gemagnetiseerd door deze twee voorvaderlijke symbolen, neem ik de cilinder voorzichtig tussen duim en voorvinger, mijn vingertoppen op de sterren. Ik plaats de cilinder horizontaal; hij is perfect in balans. En, omdat ik altijd in mijn hart een kind zal blijven, zwaai ik mijn hand op en neer om die bekende optische illusie te creëren - de rubberen toverstok. De toverstok danst en het doet me grijnzen als een kind. Ik vergeet bijna waarom ik hier op een hoop sneeuw zit.
Hoofdstuk 6
Plotseling rukt een warme adem op mijn nek me uit mijn zelfhypnotische trance. Verrast spring ik op en knijp hard in de cilinder om hem niet te laten vallen. Dat geadem zou ik overal herkennen; het is mijn Altaïr! Ik begin me blij naar hem om te draaien, maar op dat moment begint mijn hand te beven en dat trekt mijn aandacht. Altaïr stoot me zachtjes met zijn hoofd - zijn manier van een omhelzing - maar ik duw hem met één hand weg en concentreer me op het vreemde verschijnsel dat zojuist plaatsvond. Alsof in werking gezet door iets van binnenuit, gaat een van de twee 'doppen' omhoog. Met trillende handen haal ik de dop eraf en kijk wat er in de cilinder zit.
Behalve het openingsmechanisme, samengesteld uit tere radertjes met dunne metalen staafjes en grendels, zit er een tweede cilindervormig object in!
- 7 -
Hoofdstuk 7
Ik vraag me af hoeveel cilinders in de eerste verborgen zijn. Zou het een Matroesjkasysteem kunnen zijn, van die Russische poppen die in elkaar passen?
De tweede cilinder lijkt uit been gemaakte te zijn, gezien de donkere strepen die erdoorheen lopen, en is uitgehold. Ik hou het omhoog naar het licht van de sterren om te zien of er iets in het midden verborgen is. Het licht straalt er niet doorheen maar ik kan niets duidelijk onderscheiden in het midden van de cilinder. Ik schud het om te proberen dat wat er eventueel in zit los te krijgen, maar er gebeurt niets. Ik plaats mijn lippen op één uiteinde en blaas erin alsof het een fluit is. De lucht stroomt erdoor maar ik krijg de indruk dat wat er dan ook binnenin zit in de weg zit wanneer ik blaas. Ik zou een metalen staaf of een dunne twijg erin moeten steken om de inhoud te verwijderen. Maar er is hier niets wat ik kan gebruiken behalve sneeuw. Ik hou de benen cilinder voor me en draai hem langzaam in mijn handen rond. Er zijn graveringen die de buitenkant bedekken - nog meer mysterieuze symbolen. Ik kan een paardenhoofd onderscheiden met een ster erop - weer vijfpuntig.
Hoofdstuk 7
Ik kijk om te zien of er een andere ster is, om mijn geluk te testen en te kijken of deze cilinder net als de eerste zal openen, maar ik kan niets vinden. Je kunt niet elke keer geluk hebben! Ik blijf het bestuderen. Er is duidelijk een reeks symbolen, letters en nummers, maar de indeling en het ontwerp zeggen me niets. Ik kan voelen dat ik teleurgesteld zal zijn wanneer ik het object aan de piloot zal overhandigen.
“Hé! Wat heb jij nu, Altaïr?”
Mijn paard is mijn haar aan het opeten; hij heeft duidelijk een manier gevonden om mijn aandacht te trekken. En nu probeert hij op mijn oor te zuigen!
“Hé! Stop, dat kietelt!”
Ik wriggel en laat de benen cilinder op de sneeuw vallen waar het een vage rechthoekige afdruk achterlaat. Ik ga het op handen en voeten halen terwijl Altaïr aan mijn rug knabbelt. Ik duw hem van me af zodat ik de benen cilinder terug in de metalen kan laten glijden en door de twee sterren samen te drukken ben ik in staat om de dop weer dicht te doen. Dan laat ik de cilinder in mijn
Hoofdstuk 7
broekzak glijden naast mijn telefoon voordat ik overeind kom en luid naar Altaïr grom om hem uit te dagen.
“Wil je spelen?”
Als antwoord steigert Altaïr en bokst met zijn voorbenen voordat hij weer tegenover mij terugvalt, met stralende ogen en gespitste oren, zijn spieren gespannen, klaar om bij de eerste beweging van start te gaan. Ik kijk hem recht in de ogen en houd mezelf helemaal stil alvorens naar zijn flank te springen en hem licht op zijn achterste te slaan. Ik draai me om om Altaïr te ontwijken wanneer hij me als wraak probeert te rammen - ik ken hem maar al te goed! Ik was bij zijn moeilijke geboorte en voedde hem met de fles die eerste paar dagen toen zijn moeder het zelf niet kon. Vaak viel ik tegen hem aan in slaap. We waren onafscheidelijk. Mijn vader zorgde voor Altaïrs moeder met behulp van zijn kennis van kruidendranken en kompressen en spoorde haar aan om de kleine bij haar te laten drinken. Ze had enorm geleden tijdens het veulenen. Ze was zo zwak dat ze het veulen niet bij haar liet komen. Maar ik heb nog nooit een paard gezien dat mijn vader lang kon weerstaan; uiteindelijk accepteerde ze haar
Hoofdstuk 7
zoon. Ik nam het mijn vader destijds kwalijk dat hij mij van Altaïr had gescheiden, maar ik realiseerde me later dat het goed was voor het jonge paard. Maar die speciale band die we gevormd hadden, hield stand en Altaïr, nu een majestueuze hengst, speelt nog steeds met me net als toen hij een jong veulen was en mijn hart loopt over van blijdschap elke keer dat we deze momenten delen.
Ik ontwijk een andere poging om me te rammen en ren weg. Altaïr doet onmiddellijk mee, haalt me in en stopt abrupt tegenover me. Ik doe alsof ik naar één kant wegduik, dan naar de andere, maar Altaïr kent me zo goed dat hij dit in de gaten heeft en mijn pad blokkeert. We draaien in de rondte, samen dansend totdat mijn getrouwe ros mij mijn evenwicht laat verliezen zodat ik in de sneeuw rol net als de benen cilinder toen ik die liet vallen. Ik barst in lachen uit.
“Jij wint!”
Altaïr stapt trots rond voordat hij dichterbij komt en me duwtjes geeft. Nog steeds op de grond liggend, sla ik mijn armen om zijn nek en blaas zachtjes op zijn voorpluk. Altaïr laat zich voorzichtig
Hoofdstuk 7
neer op de grond naast me en geeft me een uitnodiging die ik niet kan weigeren. Ik duw mezelf tegen zijn rug, zwaai één been over zijn flank en Altaïr staat voorzichtig op en draagt me weg voor een adembenemende rit op zijn rug. Op zulke momenten staat de tijd stil en niets anders telt, alleen deze intense band.
Maar het snel toenemende gebrul van een motor brengt de realiteit weer terug. Door de zonnestralen van de opgaande zon begint een puntje in de hemel te groeien en komt met hoge snelheid dichterbij.
- 8 -
Hoofdstuk 8
Ik ga rechtop zitten op Altaïrs rug om hem langzamer te laten lopen en vraag hem om te draven en dan te lopen. Mijn paard schudt geïrriteerd zijn hoofd, luid briesend. We komen op adem terwijl het vliegtuig dichterbij komt en niet ver van ons vandaan met een gedempte bons op de sneeuw landt. Gealarmeerd bekijkt Altaïr de indringer, snuift de lucht en draait zijn oren in alle richtingen. Zijn spieren trillen, klaar om dit potentiële roofdier te confronteren of te ontvluchten. Ik aai hem en praat hem zachtjes toe om hem te kalmeren maar ik kan nog steeds de spanning in hem voelen. Ik bestudeer het vliegtuigje, met ski's uitgerust, meer een James Bond jet dan de grote helikopter die ik verwacht had. Het Hannibal Corp. logo, een hoofdletter H in een gelijkzijdige driehoek, tooit de zijkant van het vliegtuig. De motoren stoppen met ronken en het zijraam van de cockpit opent op hetzelfde moment dat een trap geluidloos naar de grond afdaalt.
De piloot verwijdert zijn helm, doet zijn zonnebril op en loopt de trap af. Door Altaïr met mijn kuiten te knijpen, spoor ik hem aan om naar de nieuwkomer te lopen, maar mijn paard plant
Hoofdstuk 8
alle vier zijn hoeven in de sneeuw en weigert van zijn plaats te komen. Ik hou aan, tevergeefs, en stijg uiteindelijk af om de piloot alleen en te voet tegemoet te komen. Achter me kan ik de ongerustheid en het wantrouwen van mijn ros voelen dat met zijn hoeven stampt. Ik probeer hem gerust te stellen maar hij blijft heen en weer draven. Ik bekijk de lange gestalte die naar me toe loopt nauwkeuriger. Hoewel hij licht mank loopt straalt hij een ongelofelijk zelfvertrouwen uit, en niet alleen vanwege zijn elegante, verfijnde westerse kleding, die tegelijkertijd licht en warm is, en zijn dure bergschoenen. Hij heeft dik, zwart haar en zijn peper-en-zoutbaard is netjes getrimd. We benaderen elkaar langzaam, als twee cowboys in een western, en blijven elkaar in de ogen kijken. Instinctief plaats ik mijn linkerhand in mijn broekzak en pak de cilinder stevig vast alsof het een pistool is. We komen tegenover elkaar te staan net alsof het een duel tot de dood is... Ik voel me ontzettend ademloos. Wie zal er eerst trekken?
De piloot steekt zijn behandschoende hand uit alsof hij mijn hand wil schudden en uit beleefdheid steek ik de mijne instinctief uit. Maar de houding van zijn hand
Hoofdstuk 8
corrigeert me. Met zijn handpalm naar boven geeft hij mij te kennen het object waar hij voor gekomen is aan hem te overhandigen. Mijn rechterhand valt slap langs mijn zijde en ik haal de cilinder met tegenzin uit mijn zak en plaats die in zijn uitgestrekte hand. Zodra hij hem ziet, verliest de piloot alle interesse in mij. Zijn lippen vormen een grijns wanneer zijn vingers zich rond de cilinder sluiten en hij staart me met een ijsblauwe blik aan van achter zijn zonnebril. Pas wanneer hij met zijn schorre stem met het onmiskenbare accent spreekt, realiseer ik mij dat het John Fitzgerald Hannibal zelf is die voor me staat!
“Ik ben je heel erg dankbaar. Dit object is heel waardevol... voor de wetenschap.”
Ik wil hem zoveel vragen omdat ik meer wil weten over deze cilinder, de symbolen die erin gegraveerd zijn en waar het vandaan komt, maar ik sta daar maar, met mijn mond open als een soort stomme vis of iets dergelijks. Wanneer Hannibal mij een dikke envelop overhandigt, schud ik mijn hoofd en mompel,
Hoofdstuk 8
“Nee, nee, dat is niet nodig. Het is per slot voor de wetenschap.
Hannibal grinnikt en probeert de envelop in mijn shirt te duwen. Op dat moment, ongetwijfeld denkend dat ik aangevallen word, verschijnt Altaïr en rent wild op Hannibal in die struikelt en op de grond valt. Het was geen speelse duw zoals wanneer hij met mij speelt, maar een frontale aanval. Neusgaten gesperd, oren naar achteren, staat hij klaar om mijn aanvaller zonder mededogen te bijten en te vertrappen. Ik haast me naar Hannibal om hem overeind te helpen, maar de uitdrukking op zijn gezicht geeft me de koude rillingen en maakt dat ik een stap terug doe.
Hannibal is razend. Hij staat op met een hatelijke uitdrukking op zijn gezicht en haalt uit zijn binnenzak een dunne telescopische baton die hij openklapt. Hij heft zijn arm op en slaat Altaïr met een ongelofelijke agressie. Een lange, bloederige striem verschijnt op de nek van mijn paard. Zonder na te denken gooi ik mezelf tussen Altaïr en Hannibal, armen omhoog en ontvang een klap aan de zijkant van mijn gezicht met de baton in plaats van Altaïr:
Hoofdstuk 8
“Stop! Alstublieft! Hij zal u geen kwaad doen!”
Hannibal knarst met zijn tanden, zijn neusvleugels gesperd. Hij heeft een zenuwtrek in een van zijn wangen. Ik plaats zacht mijn hand op Altaïrs nek en fluister hem enkele kalmerende woorden toe zonder mijn ogen van Hannibal af te nemen. Langzaam bromt Hannibal:
“Ik stel voor dat je hem nooit meer in mijn buurt zal laten komen.
Ik verplaats mijn hand van Altaïrs nek naar zijn voorhoofd, duw hem terug en fluit scherp. Altaïr stapt naar achteren, draait zich om en draaft snel weg, staart gestrekt en oren achterover. Op een veilige afstand blijft hij staan. Ik kan zien dat hij woest is, klaar om bij de minst verdachte beweging aan te vallen, maar ik weet ook dat hij me zal gehoorzamen. Hannibal doet zijn wapen omlaag zonder het op te bergen. Hij loopt naar zijn vliegtuig terug, de trap op en slaat het cockpitraam achter zich dicht. Het vliegtuig rijdt weg zodra de motoren starten, vergezeld van Altaïrs woedend gehinnik. Angst overspoelt me tenslotte en
Hoofdstuk 8
mijn benen trillen als bladeren in de wind. Ik sla mezelf om me te vermannen en zeg tegen mezelf dat het ergste voorbij is. Diep ademhalend en nog steeds trillend loop ik naar mijn paard.
“Ik... Ik... Laten we gaan.”
Zonder de bankbiljetten die uit de envelop fladderen die Hannibal liet vallen, een blik waardig te keuren, wrijf ik een handvol sneeuw op Altaïrs wond om die schoon te maken. Dan keer ik te voet naar het kamp terug, volledig verslagen en ontsteld door de ontmoeting, als een arme, eenzame cowboy...
Wanneer ik in het kamp arriveer, is iedereen al een tijdje wakker en bezig met hun taken zonder enige aandacht aan mij te schenken. Altaïr gaat weg om uit de rivier te drinken en ik, met een zwaar hart, ga de yurt binnen en pak mijn laptop en een paar dingen die ik nodig zal hebben voor mijn terugkeer naar Oelan Bator. Als ik opschiet kan ik de enige bus per dag halen. Ik moet met iemand praten over wat er voorgevallen is, maar jammer genoeg kan niemand in mijn familie me helpen...
- 9 -
Hoofdstuk 9
“Stommeling, je had het geld aan moeten nemen! Je had het kunnen gebruiken om een nieuwe del te kopen!
Na wat voelt als een eindeloze reis gedurende welke ik geen oog dicht heb kunnen doen, kwetst Salonqa's reactie me erg. Ze is normaal gesproken zo snel van begrip, maar ze lijkt niet te kunnen begrijpen waarom ik nooit iets aan zou kunnen nemen van zo iemand als Hannibal. Ondanks zijn filantropische bezigheden moet deze kerel ziek zijn om Altaïr zo wild te slaan. Ik zou me bezoedeld gevoeld hebben als ik zijn geld had aangenomen.
Salonqa laat een diepe zucht ontsnappen en gaapt enorm, wat me er plotseling aan herinnert dat ik haar wakker maakte net toen ze ging slapen. Ze gaat naar de badkamer en keert terug met desinfecterende zalf, watten en verband. Ze schuift met haar voet een stoel naar voren en wijst ernaar met haar kin:
“Het lijkt wel of je met een beer gevochten hebt. Laten we jou eerst verzorgen en dan kun je me de foto's van de cilinder laten zien. Als Hannibal die persoonlijk op kwam halen, dan moet hij heel waardevol zijn.
Hoofdstuk 9
“Dat prikt!”
“Je bent zo'n watje! Daar, het is klaar.”
Wanneer Salonqa mijn telefoon pakt en door de foto's scrolt, verdwijnt haar slechte humeur, dat onmiddellijk vervangen wordt door intense nieuwsgierigheid.
“Het is ongelofelijk!”
Dan opent ze haar bureaula en geeft me een bloknoot en potlood.
“Het is zonde dat je geen foto hebt genomen van de benen cilinder. Dat zou ons absoluut een beter idee gegeven hebben van wat het was. Maar kijk of je uit je geheugen kunt tekenen, het paardenhoofd en alle andere graveringen.”
“Ja baas!” Terwijl ik met het potlood in de palm van mijn hand als een kind op de basisschool krabbel, uploadt Salonqa de foto's naar haar laptop. Ze arrangeert ze in een rechthoek die, wanneer opgerold en weergegeven in 3D, er net zoals de originele cilinder uitziet. Ik ben onder de indruk.
Hoofdstuk 9
Salonqa bekijkt mijn tekening, scant hem en voert hetzelfde proces uit als met de foto's.
“Zag het er zo uit?”
“Afgezien van het feit dat ik het tekende als een geit die aan de ziekte van Parkinson leed, ja, bijna.”
Salonqa denkt diep na en kijkt me dan ernstig aan.
“Een oude taal en vreemde symbolen. We hebben hulp nodig om dit allemaal te ontcijferen. Zou het oké zijn om het aan het 'Netwerk' te vragen?
Het Netwerk... Dat zijn alle internetgebruikers die, anoniem of beroemd in hun vakgebied, ons geholpen hebben om het onderwijssysteem te creëren voor nomadische Mongoolse kinderen. Het zijn mensen van alle nationaliteiten die allerlei soorten kennis gebruiken over alle mogelijke onderwerpen, en iedereen helpt elkaar. Dus dat zou perfect zijn om antwoorden te vinden!
Hoofdstuk 9
Terwijl ik heel sterke thee maak, kan ik Salonqa op haar toetsenbord horen typen als een bezeten vrouw. Wanneer zij besluit om een project aan te pakken, kan niets of niemand haar wilskracht en energie in de weg staan... Ik kan me haar voor de geest halen, fronsend en ongeduldig de haren uit haar ogen blazend. Haar lange, slanke vingers dansend, af en toe stoppend om haar haar achter haar oor te stoppen. Ze zegt dat ze het op een dag er allemaal af gaat scheren. Ik bid dat ze dat nooit zal doen want ik ben gek op haar gekke haar, de mahoniekleurige krullen die het licht blokkeren. Ik zou haar haren urenlang kunnen strelen, me verdrinkend in de geur. Maar ik sta daar maar idioot te staan, gehypnotiseerd door haar rug, de twee koppen thee branden in mijn handen totdat ze eindelijk op de ”Enter” toets hamert en achterover gaat zitten in haar stoel, haar nek strekkend en haar armen achter zich uit, de vingers gespreid als vijfpuntige sterren.
Ze staat op en loopt naar me toe om haar kop thee aan te pakken.
Hoofdstuk 9
“Bedankt! Maar waarom staar je zo naar mij? Heb ik soms inkt op mijn gezicht of zoiets?”
Natuurlijk kan ik haar niet vertellen hoe gefascineerd ik door haar ben en hoe graag ik haar mag. In plaats daarvan kijk ik weg en voel mezelf vuurrood worden en ik vraag haar,
“Heb je een spiegel?”
- 10 -
Hoofdstuk 10
Na zo'n debiele opmerking, zou elk ander meisje me geslagen hebben of weggerend zijn om in de spiegel te kijken hoe ze eruit zag. Maar niet Salonqa. Zij antwoordt met haar legendarische humor:
“Ja, in mijn rugzak. Hoezo, wil je soms lipstift op doen?”
Toen ze zo uitgestrekt in haar stoel lag, haar gezicht ondersteboven en haar uitgestrekte handen als sterren, kreeg ik plotseling een inval: wat als we de graveringen op de benen cilinder in spiegelbeeld proberen te ontcijferen? Ik denk terug naar toen ik de cilinder liet vallen en de rechthoekige afdruk die hij achterliet op de bijeengepakte sneeuw en leg mijn idee uit:
“De graveringen zijn opgehoogd. Als we de cilinder op een wassen plaat zouden rollen of op een vers kleitablet zoals onze voorvaderen deden, zouden de indrukken...”
“In spiegelbeeld zijn, zoals in een spiegel!!!”
Hoofdstuk 10
In plaats van haar spiegel uit haar tas te halen, haast Salonqa zich naar de computer en en geeft de opdracht om de beelden om te draaien. Ze uit een kreet van verrassing,
“Wat een geniale manier om een geschreven bericht te transporteren. Eenvoudiger te verstoppen, veel minder omvangrijk dan een kleitablet of perkament. Wanneer je het omkeert ziet het eruit als Oud Grieks. Er zijn groepen woorden verweven met al deze geometrische symbolen... Maar welke geheimen verbergt het???”
Alsof om mijn gevoel te bevestigen ontvangen we een bericht van Talila, een Australische studente in primitieve kunst, vergezeld door foto's van een lap gekleurde stof beschermd door glas en een grijze cilinder met verhoogde graveringen die veel op de onze lijkt. Er is een spil doorheen gestoken en er staat gekleurde inkt in terracotta potten naast. Haar bericht is ietwat plagend:
“Hé jongens, als jullie erover denken om het afdrukproces van zich herhalende etnische patronen op stof uit te vinden om een nieuwe modetrend te
Hoofdstuk 10
beginnen, dan moeten jullie wel weten dat het patent al 2.500 jaar geleden in Fenicië aangevraagd is! En neem een professionele ontwerper om de tekeningen te maken, behalve als je de 'naïeve' look op het oog hebt!”
Salonqa stuurt een bericht om haar te bedanken voordat ze zich naar me toedraait met een triomfantelijke blik in haar ogen.
“Als ik een kleitablet had en de benen cilinder erover zou rollen, zou ik in staat zijn om het geheime bericht af te drukken. Maar hoe kan ik weten hoe ik het moet lezen en wat deze symbolen betekenen als ik de 'decoder' niet heb?”
Oh oh, daar gaan we weer. Ik ben een computerspecialist, een expert in gegevensversleuteling, geen hacker die geheime codes kraakt! Al mijn vrienden vragen me continu om hen te helpen films en tv-shows te kijken wanneer ze uitgaan of gratis games te spelen en ik kan nooit neezeggen. Maar dat is een ander verhaal. Hoe kom ik er achter wat er in het hoofd van mensen omging die zo lang geleden leefden en hoe hun versleutelsysteem werkt? Maar met Salonqa's mooie ogen die me recht aankijken en haar
Hoofdstuk 10
zachte hand op mijn schouder, kan ik haar niet weerstaan. Ik probeer het met vleien:
“Ik moet echt weten uit welke periode het komt om te weten waar ik moet beginnen. Zou je experts in oude talen en geschiedkundigen van oude relikwieën kunnen raadplegen?”
Salonqa geeft me een stralende glimlach en geeft me mijn laptop.
“Ik heb je de beelden al gestuurd. Je krijgt het wel voor elkaar!”
Dan schenkt ze ons nog een glas thee in. De nacht is nog maar net begonnen!
- 11 -
Hoofdstuk 11
Voordat ik mezelf op mijn archeologisch decryptiewerk stort, denk ik terug aan toen ik de eerste cilinder vond, gedeeltelijk bedekt door slangenhuid. Dan zie ik opeens het onwerkelijke beeld voor me van het ijspaard. Zou er een verband kunnen bestaan tussen deze cilinder en het ijspaard? Toen ik verbinding maakte met de camera's van het tijdelijk laboratorium die dichtbij de plek waar ik viel opgesteld waren, was Jargal de vrouwenjager de slangenhuid aan het onderzoeken. Ik moet me over deze dwaze jaloersheid heen zetten en uitvinden welke ontdekkingen ze in het lab gedaan hebben. Ik ga kijken hoever ze gekomen zijn. Gezien de snelheid van Hannibals jet moeten de wetenschappers de cilinder al in bezit hebben. Zou het kunnen dat ze de mysterieuze geheime boodschappen die erin verborgen liggen al ontcijferd hebben?
Ik gebruik spraakbesturing om verbinding te maken met de camera's van het tijdelijk laboratorium en zoom in op de afdeling die zich bezighoudt met de slangenhuid. Hmm, het ziet ernaar uit dat de analyses een stuk opgeschoten zijn aangezien er zich veel mensen rond Jargals bureau verzameld hebben. Nee, ze kijken
Hoofdstuk 11
naar een scherm die de ruitvormige schubben van de buitenkant van de slangenhuid laat zien, opgespannen en tussen twee grote glaasjes geperst. Een wetenschapper, waarschijnlijk een herpetoloog, een specialist in amfibieën en reptielen, presenteert de resultaten van zijn onderzoek.
“Dit exemplaar, behorend tot de ondersoort vipera ammodytes meridionalis die zeer giftig is, leefde volgens onze eerste berekeningen waarschijnlijk 2.300 tot 2.400 jaar geleden. Volgens onze database kan hij niet uit Mongolië of uit een van de naburige regio's afkomstig zijn aangezien dit soort inheems is op de Griekse eilanden. Hij is 'ingevoerd', waarschijnlijk post-mortem, zoals je kunt zien aan de sporen van deze bijna chirurgische snee. De inwendige organen zijn verwijderd en vervangen door... iets. Iets van tot 20 cm lang en met een doorsnede van 3 cm. De huid is schoon geschraapt en daarna behandeld met zout om het te zuiveren en te preserveren. Daarna is het langs de kanten geperforeerd en bij elkaar genaaid rond een verborgen object... U zei dat zo'n object nog niet gevonden is?”
Hoofdstuk 11
Ik ben zo verontwaardigd! Hannibal heeft hen de cilinder niet gegeven??? De man die bekend staat als DE verdediger van wetenschap, hij heeft hem voor zichzelf gehouden???
Maar ik heb geen tijd om stil te staan bij mijn verontwaardiging want mijn ogen worden afgeleid door wat er op het scherm voorvalt. De glazen plaat draait en onthult het oppervlak van de binnenkant. Mijn ogen toeknijpend kan ik de ruwe markeringen onderscheiden die door sommige van de symbolen die op de metalen cilinder gegraveerd staan, achtergelaten zijn, inclusief de twee sterren!
“En nu zal ik u overdragen aan mijn collega's van de afdelingen taalwetenschap en symbologie!” eindigt de herpetoloog. “Het zal mij een eer zijn als u me op de hoogte kunt houden van de resultaten van uw onderzoek.”
Mijn eerste instinct was om de beelden die Salonqa gemodelleerd had naar het lab te sturen, maar ik was zo geschokt door Hannibals gewelddadigheid en ik ben zo bang voor zijn immense financiële macht dat ik gewoon blijf zitten, verlamd,
Hoofdstuk 11
net als wanneer ik iets fout gedaan had als klein kind en bij mijn vader een woedeaanval veroorzaakte. Op een dag zal ik volwassen moeten worden en niet zo geïntimideerd moeten zijn, maar het enige waar ik nu aan kan denken is wat Hannibal me aan zal doen als hij erachter komt dat ik de beelden naar het lab gestuurd heb. Wat moet ik doen?
Gelukkig rukt Salonqa zich los van haar onderzoek om zich op mij te concentreren en redt me uit een staat van verslagenheid.
“Volgens Anguélos Keusséoglou in Athene zijn de letters afkomstig uit een van een aantal Griekse dialecten. Het is mogelijk dat deze dateert uit het midden van de vierde eeuw v.Chr. Hij denkt Attisch-Ionisch te herkennen, de voornaamste officiële taal van het Macedonische hof, maar hij wil nog wat meer onderzoek doen om er zeker van te zijn.
“Macedonië, dat is een regio ten noorden van Athene als ik me het goed herinner. Wat kon hij er op het eerste gezicht van begrijpen?”
Hoofdstuk 11
“Het lijkt een soort van beschermende spreuk voor de zoon van Zeus of zijn paard. En er zijn blijkbaar ook een aantal minder plezierige bedreigingen om dieven af te weren. Het is niet erg duidelijk nu. En hoe zit het met jou, hoever ben jij gekomen?” vraagt ze en gaat naast me zitten om mijn scherm te kunnen zien.
Met een brok van angst in mijn keel vertel ik haar wat ik ontdekt heb over de slangenhuid, de datum bevestigend die Mr Keusséoglou geschat had. Ik vertel haar ook over Hannibals bedrog en mijn zorg dat hij de cilinder voor zijn persoonlijk gewin wil gebruiken. Salonqa tuit haar lippen twijfelachtig.
“Afgezien van het verzamelen van archeologische snuisterijen, kan ik me op het ogenblik niet indenken wat hij daar mee aan zou moeten. In feite weet ik niets over Hannibal, afgezien van het feit dat hij een internationale zakenman is en een filantroop. Heb je enig onderzoek over hem gedaan?
Ik schud mijn hoofd. Salonqa wrijft in haar ogen voordat ze teruggaat naar haar computer.
Hoofdstuk 11
“Laten we kijken wat er op het net staat. Het zou je paranoia in de kiem kunnen smoren!”
Ik hoop echt dat Salonqa gelijk heeft. Maar ik voel een vreemde onbehaaglijkheid diep binnenin me. Wat verbergt Hannibal achter zijn perfecte verschijning?
- 12 -
Hoofdstuk 12
Terwijl Salonqa informatie over Hannibal opzoekt, keer ik me terug naar de camera's.
'Je zult dit niet geloven!” Ik verslik me plotseling.
“Wat? Heb je nog iets ontdekt over die walgelijke Hannibal?”
“De speleologen hebben de ruiter van het paard gevonden dat op de bodem van de kloof was waar ik in viel. Moet je deze beelden zien!”
Via de hoofdcamera's die aan de helmen van de speleologen verbonden zijn, kunnen we de bodem van de afgrond zien waarin de ongelukkige ruiter zijn einde vond.
Salonqa gaat naast me zitten, glijdt haar arm onder mijn elleboog en leunt tegen mijn schouder aan.
“Om te denken dat dat jou had kunnen gebeuren...”
Als er niet dat tragische beeld van het gekronkelde lichaam, bevroren in het ijs, was geweest, had ik Salonqa omhelst, haar nek gekust, omhoog naar haar haren, haar lippen beroerd en...
Hoofdstuk 12
“Zag je dat?” roept ze plotseling en trekt zich los van mij om naar het scherm te wijzen.
Zeg me niet dat ze nog steeds gek is op Jargals verblindende lach! In ieder geval heb ik mijn kans weer voorbij laten gaan. Soms zou ik willen dat Salonqa niet zo intelligent en nieuwsgierig naar alles zou zijn. Elk ander meisje zou ongetwijfeld al lang voor mijn onbeschrijfelijke charme gevallen zijn. Maar aan de andere kant, hoe zou ik ooit in iemand anders behalve Salonqa geïnteresseerd kunnen zijn?
“Hij heeft nog steeds zijn harnas aan over zijn tuniek en hij mist een sandaal, de arme man.”
Dus het was de ruiter waar ze in geïnteresseerd was. Ik verbeeld me een zwaard aan de zijde van deze oude strijder, beenkappen vanaf zijn sandaal om zijn kuiten te bedekken. Voor een ogenblik verbeeld ik me op Altaïr te rijden in de sneeuw in mijn sandalen en er loopt een onwillekeurige rilling door me heen. Vergeleken met de soldaten uit het verleden, ben ik echt een watje...
Hoofdstuk 12
“Kom terug naar boven. Raak niets aan, we sturen een team,”
blaft iemand en de speleologen verlaten de locatie van de ontdekking. Tot mijn grote teleurstelling keren de beelden van hun camera's zich van de ruiter af en terug langs de rotsige uitsteeksels, uitgerust met touwen, karabijnhaken, express sets en boorhaken.
In het lab breken verhitte discussies uit. Sommigen hebben het over een belangrijke historische ontdekking, een Nobelprijs, anderen zeggen dat er contact opgenomen moet worden met de media. Dan vraagt de labbeheerder om stilte. In een treurige stem kondigt hij aan,
“We moeten alles inpakken. De regering heeft zojuist Hannibal Corp benoemd om de rest van de operatie op zich te nemen.
Door het geroezemoes van teleurgesteld commentaar heen, onderscheid ik een gedesillusioneerde stem.
“Ze gaan het zware geschut gebruiken en alle eer opstrijken. Ze zullen de berg afgraven
Hoofdstuk 12
en al onze ontdekkingen terug naar de Verenigde Staten meenemen in hun gekoelde vliegtuigen. En wij...”
Salonqa blijft mij langdurig aankijken.
“Wanneer precies vertrek je naar Massachusetts? Ik wil alleen maar zeggen dat een van de dochterondernemingen van Hannibal Corp DE wereldspecialist in cryogenica is en zich maar een paar kilometer van MIT bevindt.”
Ik realiseer me plotseling dat ik absoluut geen zin heb om naar de Verenigde Staten te gaan terwijl Salonqa in Mongolië blijft. Ik ben kapot van dit vooruitzicht.
“Ik... De leeftijdsgrens voor een meerderjarige in de VS is 21 - Mijn vader moet toestemming geven.”
“En?”
“Ik heb het hem nog niet gevraagd,” antwoord ik pathetisch. “Maar, Salonqa, ik...”
“Je moet je schamen!” zegt Salonqa verontwaardigd, tegenover me staand, met vonkende ogen en de handen op
Hoofdstuk 12
haar heupen als een boze godin. “Aan de slag! Pak je spullen en ga onmiddellijk naar huis. Wanneer je de gelegenheid krijgt om op topniveau te studeren doet niets anders ertoe!”
En daarmee gooit ze de deur in mijn gezicht dicht. Ik ben zo'n stommeling!
- 13 -
Hoofdstuk 13
Ik verlaat de studentenverblijven met een zwaar hart. Ik zou echt de resterende uren voor zonsopgang moeten benutten om wat slaap te krijgen, maar mijn hoofd draait op volle toeren en ik denk dus dat ik niet in staat ben om in te slapen. Ik dwaal door de verlaten straten, omringd door identieke betonnen gebouwen die door de Sovjets in de jaren 70 gebouwd zijn. Uit gewoonte leiden mijn benen me naar de universiteit. Ik gebruik mijn sleutelkaart om de bibliotheek binnen te gaan, een plaats voor onderzoek of een asiel voor slapeloze studenten. Er is niemand. Ik loop naar de afdeling geschiedenis, de rubrieken lezend totdat ik de afdeling over de oudheid vind, en laat mijn wijsvinger, nog steeds gewonden in gerafeld verband, over de boekenruggen lopen. Zal een van deze boeken de sleutel bevatten die duidelijk kan maken wat deze ruiter uit de oudheid in Mongolië deed tussen de pieken van het Altaj gebergte?
“Kan je niet slapen, jonge Battushig?”
Ik uit een kreet van verrassing en draai me om naar de bron van de stem. Achter een grote berg boeken op een tafel herken ik een bekend kaal hoofd.
Hoofdstuk 13
“Professor Temudjin!”
“Kom bij me zitten en vertel welke antwoorden je zoekt. Ik heb wat thee in mijn thermos.”
Na een paar slokjes zoute thee, krijg ik een paar onverstaanbare woorden over mijn lippen. De vriendelijke glimlach van mijn professor verbreedt zich en hij knikt ter aansporing dat ik door moet gaan. De dam breekt. Ik vertel hem over mijn zorgen, over naar Amerika gaan en alles wat ik ken achter me laten, over niet goed genoeg zijn, over de confrontatie met mijn vader... Wanneer ik eindelijk klaar ben, kijkt mijn professor de bibliotheek rond met een genegen uitdrukking op zijn gezicht.
“Het is interessant dat je je antwoorden kwam zoeken tussen al deze oude boeken. Maar weet je, 'De wereld is een boek. Wie niet reist leest enkel één pagina”. Het was Saint Augustinus, een christelijke Berber, theoloog en filosoof uit de 5e eeuw, die dat zei.”
Ik knik; mijn professor kent mijn dorst naar kennis en hoe hij het beste uit me kan halen. Terwijl hij meer thee inschenkt, vraagt hij,
Hoofdstuk 13
“Wat bracht je naar de afdeling geschiedenis van de oudheid? Een plotselinge behoefte aan wijsheid?”
“Oh nee, professor. Ik zal het uitleggen,” vervolg ik en open mijn laptop om hem de foto's van de cilinders te laten zien.
En in een eindeloze woordenstroom vertel ik hem alles wat Salonqa en ik ontdekt hebben. Bij het noemen van haar naam twinkelen de ogen van mijn professor, maar hij zegt niets en blijft aandachtig naar me luisteren. Wanneer ik klaar ben met vertellen blijft hij lange tijd stil. Dan mompelt hij een naam.
“Khubilai. Hij is een van onze beste voormalige studenten en werkt voor Hannibal Corp. Hij heeft het computerbeveiligingssysteem van het bedrijf opgezet. Ik denk dat ik het al eerder over hem gehad heb, vrij vaak in feite. Wil je dat ik je met hem in contact breng? Het zou je kunnen helpen riskante 'inbraken' te vermijden. Hannibal Corp is gevaarlijk goed geïnformeerd en een machtige entiteit.”
Hoofdstuk 13
Ik accepteer met dankbaarheid. Dan haalt mijn professor iets in vettig papier gewikkeld uit zijn oude boekentas.
“Eet op. Je zult je krachten nodig hebben om terug naar de steppe te gaan.”
Ik probeer te weigeren maar zonder succes; ik weet dat ik een verloren strijd vecht. Dus ik bedank hem, buig respectvol en verlaat de bibliotheek. Ik loop terug door de stad die nu langzaam ontwaakt, in de richting van de bushalte. Het was een goed gevoel om met mijn leraar te praten. Het enige wat resteert is mijn vader spreken!
Maar wanneer ik eindelijk bij het kamp van mijn familie arriveer wil ik uit wanhoop schreeuwen - er is niemand! Ze moeten besloten hebben om de locatie van het kamp te veranderen en binnen twee of drie uur hebben ze de yurts weten te ontmantelen en al hun spullen ingepakt. Er zijn hoefafdrukken en sporen van de kuddes die naar het zuiden leiden, maar ik weet niet waar ze heen zouden kunnen gaan. Diep zuchtend, besluit ik om de helling van de berg die nog met sneeuw bedekt is te beklimmen om
Hoofdstuk 13
een beter zicht te krijgen. Mijn ogen afschermend met mijn handen om te voorkomen dat ik verblind raak door de reflectie van de zon op het ijs, zie ik een grote, donkere groep mensen voortbewegen. De hele aïl en hun kuddes bewegen als één geheel. Goed, ik denk dat ik er vaart achter moet zetten om ze in te kunnen halen.
- 14 -
Hoofdstuk 14
Het voelt alsof ik al eeuwenlang loop en ik begin echt mijn krachten te verliezen. De armetierige donut die de professor me gaf, heb ik al lang opgegeten; ik hoop echt dat ze niet ver weg zijn. Er ligt steeds minder sneeuw op de grond, groene scheuten gras beginnen hier en daar boven te komen, de lente lokkend met hun dwingende plantaardige verlangens. De wind over de steppes draagt het geluid van geblèr en mensenstemmen. Ik ben er bijna. Eindelijk! En vanaf de top van een heuveltje zie ik een prachtig gezicht. Een smetteloze groene vallei waar een zijrivier doorheen loopt, met zonlicht overgoten. Dit zijn de nieuwe weidegronden die de aïl gekozen heeft en het vee, de lammeren en de paarden, die niet kunnen wachten om het nieuwe gras te proeven, genieten er naar hartenlust van. Hun energie verfrist me en ik ben snel bij het kamp.
Ik zie mijn vader die, samen met Gambat en verscheidene andere mannen van de aïl, al palen inslaat voor de schaapskooien. De anderen leggen het holle lattenwerk in een cirkel uit, het uitvouwend als een accordeon. Dan maken ze grote palen, die samengebonden zijn, aan de centrale kroon vast, als
Hoofdstuk 14
spijlen in een paraplu, heffen het hele gevaarte in de hoogte en plaatsen het op twee centrale pilaren. En uiteindelijk wordt deze zelfdragende installatie goed op zijn plaats gehouden door een aantal stevige knopen in de leren koorden van de yurt te maken. Ik heb vaak gezegd dat Mongoolse nomaden de zeilers van de steppes zijn!
Ik zie mijn grootmoeder die bezig is het vilten dek op de grond uit te spreiden en ik loop blij naar haar toe. Haar ogen sprankelen, een brede glimlach doet haar gezicht oplichten maar haar omhelzing zal moeten wachten totdat het werk gedaan is. Ik pak een paal, steek hem in het vilt en help mijn buren de zware stof op te tillen en deze over de top van het raamwerk te hijsen. We spreiden het over de centrale kroon en binden het zorgvuldig vast. Dan rollen we de vilten zijkanten naar beneden over het ronde lattenwerk van één kant van de centrale deur tot aan de andere kant en binden deze ook vast. Binnenin de yurt, spreiden mijn grootmoeder en zussen kleden over de vloer terwijl ze wachten totdat de centrale kachel, de bedden en de kisten op hun gebruikelijke plaats gezet worden.
Hoofdstuk 14
Met alle buren die elkaar helpen duurt het maar twee tot drie uur om de yurts van de hele aïl op te zetten en de kachels te laten branden. De ouderen maken dan een melkoffer aan Tengri, de Vader van de Hemel, aan onze voorvaderen en aan de wakende geesten zodat ze over de kuddes en de bewoners van de yurt zullen waken. Ik val aan op de zoete donuts aan die mijn zussen me aanbieden. Ze kletsen allemaal en willen me over hun laatste avonturen vertellen wanneer er plotseling een luide explosie is. De kamphonden beginnen tegen de maan te blaffen. Een verschrikkelijke storm breekt plotseling los en stortregen begint op de steppe neer te hameren. Voor ons zijn onweersbuien net zo'n grote ramp als wolven die onze kuddes aanvallen. Stromen water bedekken de vloer van de yurt al, het kleed overstromend. Het paniekerige geschreeuw van vrouwen en kinderen sporen me tot actie aan. Ik beveel mijn zussen om in hun bed te klimmen en er niet uit te komen totdat de volwassenen teruggekeerd zijn. Dan haast ik me de yurt uit om mijn mensen te helpen.
De moeders verzamelen hun kinderen en leiden hen de yurts binnen. De schapen in hun
Hoofdstuk 14
omheining blaten angstig, elkaar vertrappend terwijl het waterpeil razendsnel stijgt. Waarom zijn ze al in hun kooien terwijl het nog lang niet nacht is? Waar zijn mijn broer, mijn vader en de mannen van de aïl?
Oh nee! Ze moeten allemaal weggegaan zijn om hulde te betogen aan de oude boom bovenop de naburige berg, om repen van veelkleurige stof aan de takken te binden en te bidden tot de geesten van onze voorouders en de geesten van de natuur voor een overvloedige lente. Tegen de tijd dat ze terugkeren zal de storm zelfs de vissen in de rivier verdronken hebben! Iemand moet de schapen uit hun omheining halen! Ik fluit luid en hoor een onmiddellijk herkenbaar gehinnik in antwoord: Altaïr, de woeste elementen trotserend, galoppeert naar me toe. Ik gooi mijn armen om zijn nek en, een techniek gebruikend die ik als jonge ruiter in de steppes leerde, gooi mijn benen over zijn flank om zo op zijn rug te belanden. Ik druk mijn benen tegen hem aan en stuur mijn hengst naar de dierenhokken. Altaïrs hoeven spetteren golven modderig water rond ons heen als hij dapper zijn weg baant door de stromen water.
Hoofdstuk 14
Het lukt ons bij de omheining te komen. Ik wring de touwen van de openingspalen af en de schapen racen in onbeschrijfelijke paniek naar buiten, ons uit de weg duwend wanneer ze ons passeren. In een stroom naar buiten rennend, zo dicht opeen als de regenvlagen die op onze hoofden vallen, sturen ze regelrecht op de woeste zijrivier aan. Ze zijn volslagen gek! Ik duw mijn benen tegen Altaïrs flanken en wild galopperend halen we de schapen vooraan de kudde in. Altaïr steigert tegenover ze, waardoor ze van richting veranderen. Goed werk, mijn fantastische Altaïr. We dringen ze terug en leiden ze stroomopwaarts om schutting te zoeken hoog op de hellingen van de berg. Wanneer de storm eenmaal overdrijft zullen we ze moeten vinden in de hoop dat de wolven ons een niet al te hoge prijs laten betalen, maar het is beter om een paar te verliezen dan allemaal. Dat is iets wat mijn vader ons leerde. Plotseling hoor ik geblèr van nood achter me. De regen is zo intens dat het daglicht verduistert wordt. Ik ga blindelings voorwaarts, alleen door het geluid geleid, wanneer de grond plotseling onder Altaïrs hoeven verdwijnt. Hij waadt door een stortvloed van modder die ons onvermijdelijk naar de rivier leidt. Er spartelt iets wits in het water voor ons - vast en zeker een lammetje. Ik spoor Altaïr aan om er naar toe te gaan. Ik grijp het lammetje met mijn voorarm, hijs het op Altaïrs nek en houdt het tegen mijn borst. Mijn hengst vecht met alle macht en het lukt hem om zich uit de modderige stortvloed te trekken en naar vastere grond te klimmen. Hij snuift en keert instinctief terug naar het kamp.
Hoofdstuk 14
De storm eindigt net zo plotseling als hij begonnen is, vaal licht schijnt weer over de grond. Ik voel de adrenaline langzaam mijn lichaam verlaten nu het ergste voorbij is. Verdoofd benader ik de yurts om de omvang van de schade te bekijken. Als een orkaan die een jacht op de oceaan schudt, heeft de hemelse woede alles opgeëist wat niet stevig vastgebonden was. Er liggen overal spullen verspreid: linnen dat te drogen was gelegd, gebroken aardewerk, kapotte houten meubels... Een vrouw rent naar me toe, schreeuwend, anderen volgen haar. Ze werpt zichzelf op mij en rukt het lam, wriemelend en zwakjes jammerend, uit mijn armen waar ik het stevig tegen mijn borst had aangedrukt.
“Taitchou!” herhaalt ze steeds weer, snikkend van opluchting.
Ik realiseer me dat wat ik dacht dat een lammetje was, in wezen Taitchou is, haar jongste zoon. Het jongetje, dat nog maar net kon lopen, had aan het waakzame oog van zijn moeder weten te ontsnappen om het nieuwe kamp te verkennen en de stortvloed van regen en modder had hem meegesleurd. Godzijdank dat Altaïr er was en me kon
Hoofdstuk 14
helpen hem te redden. Net als er donkere vlekken voor mijn ogen verschijnen, voel ik hoe armen mij van Altaïrs rug aftrekken en me een yurt inslepen...
-15-
Hoofdstuk 15
Wanneer ik wakker word schijnt er een stralende zon over de natte steppe. Schuine stralen zonlicht schijnen door de tono, de houten kroon die en als luchtgat voor de rook dient en de voornaamste steun van de hele structuur is. Verblind, knipper ik een paar keer met mijn ogen voordat ik opsta en me naar de yurts uitgang begeef.
Ik begin de deur te openen en merk op dat de verbanden van mijn handen verwijderd zijn. Ik kijk dommig naar mijn zwartblauwe vingertoppen. Dan recht ik mijn schouders en neem een paar stappen over de soppige grond. Het wordt schemerig. De mannen van de aïl hebben zich teruggehaast en helpen met het gemeenschappelijke werk, zoals het verzamelen van de verspreide kuddes, het drogen van de kleden, de draperieën, de meubels en het redden van zoveel mogelijk materiaal. De nomadische levensstijl is onderworpen aan alle onzekerheden van het land dat bewoond wordt. Temperatuurverschillen die lopen van -40° tot +40°, elk nieuw seizoen moeten verhuizen en soms vaker als er nieuwe weidegronden gevonden moeten worden. Om maar niet te spreken van alle onverwachte spelingen van de natuur, zoals deze plotselinge
Hoofdstuk 15
storm. Ik bewonder de kracht van mijn volk, hun standvastige solidariteit in tijden van nood. Er wordt geen enkele klacht geuit; integendeel, ze beginnen met keelklanken te zingen om elkaar aan te sporen.
Mijn kleine zussen hebben me gezien en rennen naar me toe, schreeuwend als wilde ganzen. Ze springen op me zodat ik op de grond val, bedekken me met kussen en hun gelach schatert in mijn oren. Plotseling doemt tegen de laatste stralen van het zonlicht een schaduw over mij op en het gelach van mijn zussen verstilt. Net zo snel als ze kwamen, zijn ze weer weg en ik, snel opstaand, sta ineens oog in oog met mijn vader.
Hij kijkt mij lang aan, onbeweeglijk. Dan opent hij langzaam zijn armen om me te omhelzen wat ik met opluchting accepteer. Zonder iets te zeggen, gebaart hij mij om onze yurt binnen te gaan en te gaan zitten. Ik ben doodsbang maar doe alles om het niet te laten merken. Mijn vader haalt een metalen doosje uit zijn zak, opent het en geeft het aan mij. Oh! Snuiftabak? Is dat een teken dat ik een man ben in zijn ogen? Mijn handen trillen licht, ik pak een snuifje tabak, leg het op de rug van mijn hand tussen mijn
Hoofdstuk 15
duim en voorvinger en snuif de scherpe substantie op. Ik word door een plotselinge niesaanval overvallen terwijl mijn vader zijn tabak met de gebruikelijke sereniteit tot zich neemt. Ik vraag me af of ik ooit gewend zal raken aan dit mannelijke ritueel. Wanneer ik eindelijk ophoud met niezen, kijk ik mijn vader bedeesd aan en wacht totdat hij spreekt.
“Ik heb met je moeder gepraat.”
Er volgt een lange stilte, ongerustheid knaagt aan mijn ingewanden als een hongerige rat. Dan gaat hij ernstig verder.
“Het spijt mij dat je niet hebt gekozen voor het leven van een nomadische herder, zoals je vader en je voorvaderen voor hem. Ik heb zelfs aan Tengri gebeden in de hoop dat hij je tot bezinning zou kunnen brengen. Maar ik heb besloten om je keus te respecteren.”
Mijn hart slaat een slag over. Mijn vader zucht zachtjes en komt overeind om de yurt te verlaten. Ik sta onmiddellijk op, buig voor hem en bedank hem. Dan haalt hij een opgerolde envelop uit de zak van zijn del en laat deze in mijn zak glijden.
Hoofdstuk 15
“Wees voorzichtig in Amerika.”
Hij verlaat de yurt snel zonder nog iets te zeggen. Ik geloof niet dat ik hem ooit zoveel woorden tegelijkertijd heb horen zeggen. Ik rol de envelop open die hij me gegeven heeft en maak hem open. Het bevat het toestemmingsformulier dat mij, een minderjarige, toestaat om bij MIT te studeren. Er zit ook een stapeltje verfrommelde tugriks in kleine eenheden in. Daar gaan we weer. Mijn ogen prikken en ik voel tranen boven komen. Deze keer laat ik ze gaan.
- 16 -
Hoofdstuk 16
Op weg naar de bus die me naar Oelan-Bator mee zal nemen, wie anders verrassen mij dan Professor Temudjin vergezeld van Salonqa! Hij is me komen ophalen in zijn oude gammele auto en voordat hij met een uitleg komt, vraagt hij mij of mijn trip geslaagd is geweest. Ik toon hem de verfomfaaide envelop en hij knikt tevreden. Salonqa daarentegen, is bijzonder spraakzaam.
“Professor Keusséoglou vertelde me waar de graveringen en de cilinders vandaan komen. Ze komen uit Macedonië en dateren uit 350 tot 330 v. Chr. ongeveer. Maar de geometrische symbolen zijn nog steeds onbegrijpelijk voor hem.
“Professor, wat wisten ze in deze periode van wiskunde en geometrie?
“In 600 v. Chr. formaliseerde Pythagoras een aantal sleutelbegrippen die vandaag de dag nog steeds in gebruik zijn, zoals gehele getallen, kwadraatgetallen, de eigenschappen van rechthoekige driehoeken, pi, de gulden snede, het pentagram, enz. en vertaalde ze in in puur wiskundige componenten. Een aantal esoterische organisaties zoals de
Hoofdstuk 16
vrijmetselaars beweren ook nu nog dat ze de ontdekkingen van Pythagoras vertegenwoordigen.
Mijn professor is heel gepassioneerd; ik zou uren naar hem kunnen luisteren. Maar ik moet me concentreren op het onderwerp dat aan de orde is en ik kuch vrij luid om hem te onderbreken.
“Dus de cilinders dateren van rond de tijd dat Pythagoras dit allemaal formaliseerde?
“Absoluut. Deze kennis verspreidde zich naar alle belangrijke koninklijke hoven van die tijd. De professoren werden leermeesters genoemd en wijdden zich aan het onderwijzen van prinsen en leden van de adel in filosofie, de wetenschappen, militaire strategie...”
We komen bij de parkeerplaats van de universiteit aan en mijn professor houdt op met praten. Zodra we de bibliotheek binnenkomen leidt Salonqa me naar een met boeken bezaaide tafel, pakt mijn laptop en plaatst deze op de tafel tegenover een stoel.
“Op je scherm zul je beelden van de benen cilinder zien, een vlakke en een 3D
Hoofdstuk 16
versie. Ik heb de letters die Mr Keusséoglou geïdentificeerd heeft als Macedonisch maar waarvan de betekenis onduidelijk is, vervaagd. Maar er is echter nog een warboel van bizarre symbolen die ik niet begrijp. Jouw beurt.”
Wauw, het hele ding ziet eruit als een supernova. Ik draai het beeld in elke richting om te zien of ik een geometrische patroon kan ontdekken in de spreiding van de symbolen, alleen maar om wat orde in de chaos te scheppen, maar er komt niets voor de hand liggends bij me op. Hoewel... al deze symbolen hebben die rechte hoeken waar Pythagoras zo dol op was. Bij elkaar tel ik 24 verschillende symbolen, maar allemaal met simpele geometrische vormen. Ik zet een groep van 18 symbolen apart, die allemaal lijnen van dezelfde lengte hebben. Ze zijn met de uiteinden loodrecht tegen elkaar geplaatst, in paren, in groepen van drie, of van vier om een vierkant te vormen. De helft van deze 18 symbolen hebben een punt in de hoek wanneer er twee lijnen zijn, op de middelste lijn wanneer er drie zijn en in het midden van het vierkant wanneer er vier zijn. Plotseling begin ik te lachen.
“Morpion solitaire!”
Hoofdstuk 16
De professor kijkt me verward aan dus leg ik uit wat ik denk.
“Het doet me denken aan een spel dat ik speelde toen ik klein was.”
Met behulp van spraakbesturing scheid ik de negen vormen met punten van de andere en rangschik ik ze om een morpion raster te vormen van negen vierkanten met een punt in elk vierkant.
“Als ik iets mag voorstellen,” zegt mijn professor, “er is symmetrie in de negen overblijvende symbolen.” “Kijk, een leeg morpion raster,” zegt hij, op mijn toetsenbord tikkend.
Ik verbind de twee symmetrische vormen en voel een tinteling langs mijn ruggengraat.
“Salonqa, hoeveel letters zijn er in het alfabet dat ze in Macedonië gebruikten?”
“24. 18 medeklinkers en zes klinkers, hetzelfde als Oud Grieks. Hier is het,” zegt ze en klikt op mijn toetsenbord om het op het scherm te brengen.
Hoofdstuk 16
Ik creëer een raster zodat de 18 morpion vierkanten overeenkomen met de 18 Griekse medeklinkers en vervang de geometrische vormen op de benen cilinder met medeklinkers. Dan loop ik door de driehoeken en ruiten waarvan ik aanneem dat ze de klinkers in de verschillende mogelijke combinaties zijn.
Plotseling slaakt Salonqa die achter me was gaan staan een kreet van verbazing.
“Daar! Zoom in op deze reeks. Ik zal het naar Mr Keusséoglou sturen. Ik denk dat ik een woord herken op de metalen cilinder...”
Άλογο του Αλεξάνδρου, ανίκητος στην πλάτη σας θα είναι αθάνατο δύναμη αστέρι.
Professor Keusséoglou heeft nog maar net de zin ontvangen of hij stuurt de vertaling. Professor Temudjin is zo geschokt dat hij alleen maar kan mompelen,
“Het is ongelofelijk, het is... Battushig, de geheime boodschap is over iemand die net zo
Hoofdstuk 16
beroemd is als Dzjengis Khan voor ons! Alexander de Grote, een van 's werelds grootste veroveraars en zijn befaamde paard Bucephalus!”
Op dit moment verschijnt er een melding in een hoek van mijn computerscherm die aangeeft dat ik een nieuw bericht ontvangen heb. Instinctief open ik het en sta versteld als ik zie wie het verstuurd heeft. Het is Khubilai, de voormalige student van onze universiteit die nu voor Hannibal Corp. werkt. Professor Temudjin had hem mijn e-mailadres en mijn verzoek doorgegeven nadat ik was vertrokken om met mijn vader te praten. Uit trouw voor zijn oude professor stemde Khubilai ermee in om me foto's te sturen van de objecten die verzameld waren van en rond het lichaam van de ruiter in het ijs. Afgezien van de fragmenten kleding en wapenuitrusting is er een metalen driehoek gegraveerd met symbolen, wat gouden munten en twee boekrollen.
Khubilais bericht is kort. “Het eerste document is een militiare 'pas' en de tweede is een wisselbrief. De twee documenten dateren uit 326 v. Chr. en zijn getekend door generaal Ptolemaeus, opperbevelhebber van het leger van Alexander de Grote.”
Hoofdstuk 16
“Ik dacht dat Ptolemaeus de eerste in een lange dynastie van Egyptische farao's was?”, vraagt Salonqa.
“Inderdaad,” antwoordt Professor Temudjin. “Het is dezelfde generaal die later koning van Egypte werd, vijf jaar na de dood van de Veroveraar.”
Professor Temudjin wenkt ons dichterbij en toont ons op een scherm de kaart van de overwinningen van Alexander de Grote nadat hij Macedonië in 334 v. Chr. verliet. Hij wijst naar de stad van Alexandria Bucephala, ergens in de tegenwoordige Punjab regio.
“Dit was waar de laatste strijd gevochten werd voordat de troepen zich terugtrokken in 326 v. Chr. Alexanders geliefde paard, Bucephalus, verdween en Alexander stichtte een stad die hij naar hem vernoemde.”
Dan wijst hij naar het Altaj gebergte en volgt de reis terug naar de Punjab.
“Dit is de route die de ruiter in het ijs waarschijnlijk genomen heeft.”
Hoofdstuk 16
Ik richt mijn aandacht op mijn laptop en keer terug naar de vertaling van het geheime bericht op de benen cilinder.
“Paard van Alexander, onoverwinnelijk zult gij op uwe rug dragen, een ster van onsterfelijke macht”
Weer die verdraaide ster... Ik neem de foto van de metalen driehoek met de gebroken punt, kopieer het vier maal, draai de vijf beelden en arrangeer ze zo dat ze aan de basis verbonden zijn. Het beeld wat nu gevormd wordt, is zoals ik al gedacht had: een vijfpuntige ster... De ster van onsterfelijke macht, een zegel van almacht, gebroken. Een rilling loopt over mijn rug. Dat betekent dat Hannibal een fragment van de ster heeft, en...
Ik word gegrepen door een angst die hoogstwaarschijnlijk irrationeel is maar onmogelijk tegen te houden. De 'wat-als-redeneringen' rammelen in mijn brein en vermeerderen zich wat me tot een afschrikwekkende conclusie leidt:
Als John Fitzgerald Hannibal met behulp van zijn inlichtingennetwerk, zijn
Hoofdstuk 16
financiële steun en zijn beheersing van de meeste geraffineerde technologie,
de fragmenten van het gebroken zegel verzamelt en ze samenbrengt,
en Bucephalus vindt...
Dan zal hij net zo machtig en onverwoestbaar worden als een van de grootste veroveraars - en dictators - van de wereld!
Ik moet hem stoppen! Maar hoe moeten Salonqa, Professor Temudjin en ik Hannibals dorst naar macht en enorme rijkdommen bevechten zonder hulp?
Jullie, de leden van het online netwerk, al degenen die onbekend zijn in hun veld samen met degenen die bekend staan in hun veld, van elke nationaliteit, gewapend met al jullie kennis, al jullie onderwerpen en met alle mogelijk steun, ik hoop dat jullie je bij ons voegen, zodat we samen de fragmenten van het zegel van almacht zullen vinden voordat Hannibal het vindt. En dat we hem kunnen stoppen een macht in handen te krijgen die zo gevaarlijk is!
Hoofdstuk 16